HV1 H4, H5 en H6 (on)voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoordstijden

Welkom!

  1. Ga rustig zitten
  2. iPad gesloten op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

  1. Ga rustig zitten
  2. iPad gesloten op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik:
> Uitleg persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
 - sterke werkwoorden
 - zwakke werkwoorden
> Opdrachten H2 + H3 methode gemaakt


Slide 2 - Tekstslide

Mededelingen
  • Bijeenkomst dyslexie - 27 september om 8:30 in H203
  • It's learning - check dagelijks minimaal 2x je berichten
  • Agenda dagelijks meenemen + bijhouden
  • Plattegrond

Slide 3 - Tekstslide

Gemaakt huiswerk deze week:
- H2 Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
- H3 Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

Niet af = inhalen z.s.m. (thuis!)


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen deze week:
Kennen:
> Ik ken de regels van het voltooid deelwoord in de Nederlandse taal.
> Ik ken de regels van het onvoltooid deelwoord in de Nederlandse taal
> Ik ken de regels van het bijvoeglijk naamwoord in de Nederlandse taal
> Ik ken de vier werkwoordstijden.

Kunnen:
> Ik kan zelfstandig mijn antwoorden goed nakijken.
> Ik kan de regels van het voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord en de werkwoordstijden in de online opdrachten toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Is dit goed nagekeken?

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht:
> Werk in tweetallen
> Noteer per zin: mv/ev + tt/vt + juiste schrijfwijze van de persoonsvorm.
> 1 iemand noteert het antwoord in Word.
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

PVVT van zwakke ww
> Eindigt op -de(n) of -te(n) 
> Je maakt gebruik van het 
't ex-kofschip'
't sexy fokschaap'

Slide 8 - Tekstslide

PVVT van sterke ww
pvvt - persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

ik, jij, hij, zij                    -> ik-vorm + te, ik-vorm + de
Wij, jullie, zij/ze           -> ik-vorm + ten, ik-vorm + den

maken - maakte
rennen - rende



Slide 9 - Tekstslide

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

OD

INF

BN

Slide 10 - Tekstslide

H4 Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Truc: maak het woord langer om te horen wat je schrijft OF gebruik 't exkofschip.

Slide 11 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
H4 Het onvoltooid deelwoord 
(OD)

Slide 12 - Tekstslide

Schreeuwend van de pijn.
Schreeuwen is het hele ww (infinitief). 

Regel onvoltooid deelwoord: + -d

Wordt dus:
-d- erbij:
SCHREEUWEND
Voorbeeld van een onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

H5 Bijvoeglijk naamwoord (BN)


Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 14 - Tekstslide

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 15 - Tekstslide

H6: De werkwoordstijden
  • Voltooid tegenwoordige tijd (v tt)
  • Onvoltooid tegenwoordige tijd (o tt)
  • Voltooid verleden tijd (v vt)
  • Onvoltooid verleden tijd (o vt)

Slide 16 - Tekstslide

Stappen werkwoordstijden:

1 Zoek de persoonsvorm op en bepaal in welke tijd deze staat (tt of vt)

2 Kijk of er een voltooid deelwoord in de zin staat
Kijk mee:

Slide 17 - Tekstslide

Verleden of tegenwoordige tijd?

1 Zoek de persoonsvorm op.
- Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Kies van … tt.
- Staat de persoonsvorm in de verleden tijd? Kies dan … vt

Ik heb gisteren een fiets gekocht.                  .. tt
Wij waren naar dat feest gegaan.                   .. vt

 

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid of onvoltooid?
2 Staat er in jouw zin een voltooid deelwoord?
- Ja? >>> Dan is je zin ‘voltooid’ en kies je voor een ‘v’. 
- Nee? >>> Dan is je zin ‘onvoltooid’ en kies je voor een ‘o’. 

Ik heb gisteren een fiets gekocht.                        v tt
Waar was jij?                                                                   o vt

Kun jij van de laatste zin een voltooide zin maken?
En van de eerste een onvoltooide zin?

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen werkwoordtijden
Kies voor: v tt, v vt, o tt of o vt
  1. De muis wordt door de kat gevangen.         
  2. De medewerker uit de bibliotheek kopieerde de werkbladen.   
  3. Veel bewoners van het dorpje in Spanje werden door het noodweer overvallen.           
  4. Eef belde Jorrit.          
  5. Walid was vertrokken naar een warm oord.      
  6. Onze muziekleraar heeft die muziek gecomponeerd.     
  7. Langs het kanaal stonden rijen populieren. 

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden werkwoordtijden

  1. De muis wordt door de kat gevangen.         v tt
  2. De medewerker uit de bibliotheek kopieerde de werkbladen.   o vt
  3. Veel bewoners van het dorpje in Spanje werden door het noodweer overvallen.           v vt
  4. Eef belde Jorrit.          o vt
  5. Walid was vertrokken naar een warm oord.      v vt
  6. Onze muziekleraar heeft die muziek gecomponeerd.     v tt
  7. Langs het kanaal stonden rijen populieren.    o vt
In een voltooide zin staat bijna altijd een vorm van 'hebben' of 'zijn'

Slide 21 - Tekstslide

Samengevat
6 x spelling van de werkwoordsvormen
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- onvoltooid deelwoord
- voltooid deelwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- Infinitief
4 werkwoordstijden 
- ott
- ovt
- vtt
- vvt

Slide 22 - Tekstslide

Wat is fout en waarom?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
* Werk aan de planning
* H4 voltooid en onvoltooid deelwoord
* H5 bijvoeglijk naamwoord
* H6 werkwoordstijden
* Fluisteren met je buur mag.
Klaar? 
Oefen voor de SO werkwoordspelling óf
Maak huiswerk voor een ander vak.
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Werk in stilte 
Maak:
* H4 + H5 voltooid en onvoltooid deelwoord + bijvoeglijk naamwoord 
* Volg de planning
* Werk zelfstandig en stil, bewaar je vragen voor later.

Klaar? 
Leer voor de SO 
óf
Maak huiswerk voor een ander vak.
timer
5:00
= Zelfstandig
in absolute stilte

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
* Werk aan de planning
* H4 voltooid en onvoltooid deelwoord
* H5 bijvoeglijk naamwoord
* H6 werkwoordstijden
* Fluisteren met je buur mag.
Klaar? 
Oefen voor de SO werkwoordspelling óf
Maak huiswerk voor een ander vak.
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Vragen?
* Hierna gaan we afsluiten.

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Volgende week, voor de eerste les
Ne: maak de online planning (1,5u)
Week 39
Ne: SO wwspelling H1 t/m H6
Plan nu in:
Noteer dit huiswerk op de dag dat het af moet zijn en plan het nu meteen in in je agenda!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide