Lesuitvoering en Evaluatie 05

Tijdens de lessen blijk uw leerling traag te zijn met het opnemen van de leerstof. Wat kunt u dan het beste doen?
A
U biedt de leerstof in kleinste stapjes aan.
B
U legt meer de nadruk op regelmatig toetsen.
C
U laat de leerling de leerstof thuis bestuderen.
1 / 60
volgende
Slide 1: Quizvraag
RijopleidingBeroepsopleiding

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tijdens de lessen blijk uw leerling traag te zijn met het opnemen van de leerstof. Wat kunt u dan het beste doen?
A
U biedt de leerstof in kleinste stapjes aan.
B
U legt meer de nadruk op regelmatig toetsen.
C
U laat de leerling de leerstof thuis bestuderen.

Slide 1 - Quizvraag

Je leert een beginnende leerling keren door middel van 3x steken. Je ziet 3 foto's.
A
Een rijbaan zonder asstreep met een tegemoetkomende vrachtauto.
B
Een rijbaan met een asstreep met een geparkeerde auto aan de rechterzijde.
C
Een rijbaan met een doorgetrokken asstreep met een tegemoetkomende auto.

Slide 2 - Quizvraag

Je gaat met je leerling fileparkeren oefenen. De leerling zit in in de eindfase van eenvoudige verkeerssituaties.
Waar voer je dit met de leerling uit?
A
Rechterkant van de rijbaan met veel ruimte.
B
Tussen twee auto's met weinig ruimte.
C
Linkerkant met tegemoetkomend verkeer.

Slide 3 - Quizvraag

Beginnende leerling. Je wilt met je leerling kruispunten oefenen.
Welk kruispunt is geschikt?
A
Eenvoudig kruispunt.
B
Moeilijk kruispunt.
C
Je laat beide oefenen.

Slide 4 - Quizvraag

Tijdens de rijles 'keren door middel van steken' kan de leerling dit in een verkeersluw oefengebied uitvoeren.
Vervolgens zie je 3 foto's van gebieden.
Het beste volgende oefengebied hiervoor is nu:
A
Foto links en rechts trottoir. Links lantaarnpalen en rechts bomen.
B
Foto links en rechts huizen, auto's geparkeerd op de in en uitritten, links rechts bomen en trottoir.
C
Vrij brede straat, geen bomen, wel trottoir.

Slide 5 - Quizvraag

U zoekt geschikte plaatsen voor het aanleren van het instructieonderdeel 'fileparkeren'
Hieronder staan drie oefenplaatsen:
A
Tussen twee geparkeerde auto's met ruimte tussenruimte.
B
Achter een auto in een verder lege straat.
C
Achter een auto die tegen de rijrichting staat geparkeerd.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is didactisch gezien de beste oefenplaats volgorde?
(Gebruik de antwoorden van de vorige vraag)
A
A,B,C.
B
C,B,A.
C
B,A,C.

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt met een leerling de stuurtechniek overpakmethode geoefend op een gesloten terrein.
Waar ga je dit de volgende les oefenen?
A
Op plaatsen waar afgeslagen kan worden.
B
Op minirotondes.
C
In een woonwijk..

Slide 8 - Quizvraag

Welke handeling kunt u in deze situatie met een beginnende leerling het beste oefenen?
Je ziet een foto van een winkelstraat met geparkeerde auto's en fietsers op een fietsstrook.
A
Ver vooruit kijken.
B
De juiste stuurmethode gebruiken.
C
Positie innemen.

Slide 9 - Quizvraag

Uw leerling (EVS) voert een situatie die hij nog niet heeft gehad heel goed uit.
Wat zegt u?
A
"Goed gedaan."
B
U complimenteert hem en vraagt waarom hij dat zo heeft opgelost.
C
U zegt niets.

Slide 10 - Quizvraag

Een leerling zit in de fase van rijden in CVS. Een rijinstructeur laat deze leerling daar rijden waar bijna geen andere weggebruikers zijn.
Wat is het meest waarschijnlijke gevolg hiervan voor de leerling?
A
Hij krijgt zelfvertrouwen.
B
Hij raakt extra gemotiveerd.
C
Hij raakt verveeld.

Slide 11 - Quizvraag

Een leerling bevindt zich in de eindfase van de rijopleiding. Hij heeft nog een paar lessen voor het CBR examen. De rijinstructeur wilt het onderdeel invoegen met hem behandelen.
Welke verkeerssituatie is het meest geschikt voor hem?
A
Foto van aan autosnelweg, waarbij sprake is van fileverkeer. Het betreft een gecombineerde strook. Je ziet namelijk een puntstuk aan het begin van de strook.
B
Foto van een autosnelweg met veel verkeer. Het betreft een gecombineerde strook. Je ziet namelijk een puntstuk aan het begin van de strook.
C
Foto van een autosnelweg met verkeer. Het betreft een invoegstrook. Je ziet alleen blokmarkering.

Slide 12 - Quizvraag

Een onzekere leerling bevindt zich in de fase van CVS. Hij heeft echter moeite met inhalen. In welke situatie kan de rijinstructeur het beste met de leerling gaan oefenen?
A
Foto van een rijbaan met geen tegenliggers en 1 fietser op de fietsstrook.
B
Foto van een rijbaan met een asstreep met 1 tegenligger en 3 fietsers naast elkaar op de fietsstrook.
C
Foto van een rijbaan met 1 tegenligger en 3 fietsers (kinderen) naast elkaar.

Slide 13 - Quizvraag

Uw leerling zit in de fase waarin hij EVS leert beheersen.
In de les staat het oefenen van bochten centraal.
Wat is voor u de beste handelwijze?
A
Een route kiezen waarin het rijden van bochten wordt afgewisseld met andere rijtaken.
B
Het rijden van bochten alleen oefenen op een voldoende groot parkeerterrein.
C
De leerling veel kansen geven om bochten te oefenen in een rustige omgeving.

Slide 14 - Quizvraag

Wat ga je als laatste onderdeel oefenen volgens de rijprocedure?
A
Fileparkeren.
B
Invoegen.
C
Kruispunten oefenen.

Slide 15 - Quizvraag

Met een beginnende leerling ga je sturen oefenen.
Na 2 rondjes heeft zij geen plezier meer in deze oefening.
Wat moet je doen?
A
Vlot langs de pylonen laten rijden.
B
Langzaam om de pylonen laten rijden.
C
In een woonwijk oefenen.

Slide 16 - Quizvraag

U gaat met een leerling stuuroefeningen doen op een parkeerplaats.
Hoe kunt u de les uitdagender maken voor deze leerling?
A
Door in een rustige woonwijk te oefenen met de leerling.
B
Door de leerling sneller over de parkeerplaats te laten rijden.
C
Door naar het volgende lesonderdeel van de instructiekaart te gaan.

Slide 17 - Quizvraag

Je bent met een LL bezig op een industrieterrein te oefenen. Het is zijn 1e les.
Je leert hem het onderdeel stuurtechniek.
Na 2 rondjes bezig te zijn begint de LL zich te vervelen.
Wat doe je in deze situatie.
A
Je zet pylonen uit en laat hem er langzaam er doorheen rijden.
B
Je zet pylonen uit en laat hem snel langs deze heen rijden.
C
Je gaat in een woonwijk verder met hem oefenen.

Slide 18 - Quizvraag

Eerste les. Een vrouw krijgt les in gas geven en sturen en begint zich na een paar minuten te vervelen. Wat kan je het beste doen?
A
Rustig om pylonen laten rijden.
B
Snel langs pylonen laten rijden.
C
Woonwijk opzoeken.

Slide 19 - Quizvraag

Je laat je leerling sturen oefenen. Je merkt dat de leerling geen zin meer heeft; zijn motivatie is weg.
Hoe ga je handelen?
A
Je laat hem langzaam tussen pylonen rijden.
B
Je laat hem snel tussen pylonen rijden.
C
Je gaat kruispunten oefenen.

Slide 20 - Quizvraag

De rijinstructeur heeft 1 keer de doorgeefmethode met de leerling geoefend.
Deze oefening heeft hij om de pylonen heen gedaan.
Waar moet hij dit verder oefenen?
A
In een rustige woonwijk.
B
Open industriegebied.
C
Drukke woonwijk met veel verkeer.

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt de overpakmethode / doorgeefmethode geoefend met je leerling op een industrieterrein. Vervolgens ga je deze stuurtechniek in een woonwijk toepassen. Wat voor gevolg heeft dit voor de leerling?
A
Het niveau is te hoog voor de leerling.
B
Het werkt motiverend voor de leerling.
C
Het niveau is te laag voor een leerling.

Slide 22 - Quizvraag

De leerling heeft de overpakmethode geoefend.
Waar ga je dit vervolgens laten toepassen?
A
File parkeren.
B
Keren op een niet te brede rijbaan.
C
Rotonde.

Slide 23 - Quizvraag

Met je leerling heb je de doorgeefmethode geoefend.
Waar kan je hem dit laten uitvoeren, waarbij hij het minste stress ondervindt?
Foto 1. Een stil woonerf met aan de rechterkant een paar groene vuilnisbakken zijnde kliko's.
Foto 2. Een stil woonwijk met links en rechts geparkeerde auto's.
A
Foto 1.
B
Foto 2..
C
Foto 1 en foto 2.

Slide 24 - Quizvraag

Je leerling heeft de stuuroefening doorgeefmethode geleerd. Waar kan je hem het beste laten oefenen?
A
Op rotondes.
B
Bij het afslaan.
C
Op een lange rijbaan met flauwe bochten en aan weerszijde bomen.

Slide 25 - Quizvraag

U wilt uw beginnende leerling het koppelen, gas geven en schakelen laten oefenen.
Welke van de volgende opdrachten is dan het meest geschikt?
A
Op een rustige gebiedsontsluitingsweg een aantal keren oefenen.
B
Afwisselend naar links afslaan en naar rechts afslaan.
C
In een 30 km zone een aantal keren de opdracht uitvoeren.

Slide 26 - Quizvraag

Je rijdt met een beginnende leerling in een drukke winkelstraat met veel verkeer.
Wat behandel je in deze situatie?
A
Stuurtechniek.
B
Positie.
C
Opschakelen.

Slide 27 - Quizvraag

Een LL is onzeker en introvert. Einde les slaat de LL rechtsaf. Op dat moment wilde een lesauto links afslaan.
De LL wilde de lesauto voor laten gaan.
Hoe reageer je in deze situatie?
A
Je laat de leerling hard op vertellen wat hij gaat doen.
B
Je vraagt: "hoe zit het met korte en lange bocht?"
C
Je zegt niets en bespreekt de situatie daarna zo snel mogelijk (het is toch bijna einde les).

Slide 28 - Quizvraag

De rijinstructeur wil met een beginnende leerling vooruit
fileparkeren in een drukke straat.
Wat voor gevolg heeft dit voor de leerling?
A
Leerling zal zich erg moeten concentreren.
B
Voor de leerling zal dit geen probleem zijn.
C
Leerling gaat dit foutloos uitvoeren.

Slide 29 - Quizvraag

Je ziet een polderweg. Je ziet 3 fietsers en een rode auto tegemoet komen. De leerling zit in de eindfase van schakelen. Hoe moet de rijinstructeur in deze situatie handelen?
A
Hij zegt: "rem af en schakel terug".
B
Hij zegt: "rem af en samen houden wij de fietsers in de gaten".
C
Hij zegt niets.

Slide 30 - Quizvraag

Wat kun je hier het beste oefenen met je leerling? (Polderweg) leerling bevindt zich in de eindfase van eenvoudige verkeerssituaties.
A
Keren op de weg.
B
Schakelen.
C
Positie op de weg.

Slide 31 - Quizvraag

Je rijdt met je leerling op een vrij smalle polderweg. Op dat moment komt een auto tegemoet.
Wat moet je leerling doen?
A
Positie bepalen.
B
Snelheid regelen.
C
Scannen.

Slide 32 - Quizvraag

Je ziet een rijbaan in een winkelstraat met veel fietsers en geparkeerde auto's.
De leerling is bezig met complexe verkeerssituaties.
Wat kan je in deze winkelstraat oefenen met je leerling?
A
Fileparkeren.
B
Schakelen.
C
Positie.

Slide 33 - Quizvraag

Je wilt je leerling fileparkeren aanleren. Welke situatie lijkt jou het beste? (3 foto's).
A
Foto 1. 30 km zone met 2 á 3 auto's die geparkeerd staan aan de rechterzijde.
B
Foto 2. tweerichtingsweg met fietsers.
C
Foto 3. drukke winkelstraat met 2 fietsstroken.

Slide 34 - Quizvraag

Je wilt je leerling fileparkeren laten oefenen.
LL zit in de eindfase van CVS.
Welke keuze is juist om de leerling te laten oefenen?
A
Foto 1: Brede weg met 2 rijstroken, bestemd voor beide richtingen en in het midden doorgetrokken streep en je ziet een fietser en veel auto's die aan de rechterzijde geparkeerd staan.
B
Foto 2: Drukke winkelstraat. Het betrof een 1 richtingsweg met brede rijbaan met beide kanten fietsstroken, rechterkant veel auto's die geparkeerd staan en 2 fietsers. Aan de linkerkant auto die stilstaat op de fietsstrook.
C
Foto 3: Tweerichtingsweg. Beide zijde fietsstroken en een aantal fietsers.

Slide 35 - Quizvraag

Je gaat met je leerling fileparkeren oefenen.
In welke volgorde ga je het aanleren?

1-Achter 1 auto in een verder rustige straat.
2-Achter 1 auto in een straat met fietsers.
3-Tussen 2 auto's.
A
1,3,2.
B
1,2,3.
C
3,2,1.

Slide 36 - Quizvraag

Je leerling zit in de eindfase van eenvoudige verkeerssituaties en nu wil je ook nog fileparkeren oefenen met je leerling.
Hoe pak je dit didactisch gezien het beste aan?
A
Je plant een route en einde les ga je fileparkeren.
B
Je besteedt de hele les aan alleen fileparkeren.
C
Je plant een normale route waar bij je soms stopt voor het fileparkeren.

Slide 37 - Quizvraag

Je wilt achteruit fileparkeren oefenen met je leerling.
Je doet dit op een eenrichtingsweg, waar slechts weinig auto's geparkeerd staan, in een heel rustige omgeving.
In welke fase zit je?
A
Zelfstandig rijden.
B
Complexe verkeerssituaties.
C
Eenvoudige verkeerssituaties.

Slide 38 - Quizvraag

Een rijinstructeur laat een leerling steeds in dezelfde straat
fileparkeren met weinig verkeer.
Hoe ervaart de leerling dit naar alle waarschijnlijkheid?
A
Hij raakt extra gemotiveerd.
B
De leerling gaat zich vervelen.
C
De leerling heeft een goed gevoel, omdat het steeds goed gaat.

Slide 39 - Quizvraag

U gaat met uw leerling op- en terugschakelen oefenen.
Waar doet u dit?
A
Drukke weg binnen de bebouwde kom met verkeerslichten.
B
Drukke weg binnen de bebouwde kom zonder verkeerslichten.
C
Een lege weg binnen de bebouwde kom met verkeer in beide richtingen, maar gescheiden rijbanen.

Slide 40 - Quizvraag

Welke rijtaak komt als laatste?
A
Inhalen.
B
Invoegen.
C
Wegrijden.

Slide 41 - Quizvraag

Je gaat wegrijden en stoppen oefenen met je leerling.
Waar doe je dat?
A
Op een smalle landweg.
B
Op een lange, bochtige weg.
C
In een 30km zone met veel drempels.

Slide 42 - Quizvraag

Je gaat met een beginnende leerling het onderdeel 'wegrijden en stoppen' oefenen.
Waar kan je het beste oefenen?
A
Erf met veel bochten.
B
30 km zone met veel drempels.
C
Een rustige weg buiten de bebouwde kom.

Slide 43 - Quizvraag

Je ziet een volledig kruispunt, waarvan het kruisingsvlak is verhoogd.
Links zie je een auto op de foto.
Is deze situatie geschikt voor een leerling, die in de beginfase van de opleiding zit en die je wegrijden aan het aanleren bent?
(Het betreft een 30 km zone)
A
Locatie is juist.
B
Locatie is onjuist.
C
Een moeilijkere locatie laten berijden.

Slide 44 - Quizvraag

Je rijdt in een 30 km zone weg met een helling.
Voor welke leerling is deze weg het meest geschikt?
A
Voor geen enkele leerling.
B
Voor leerlingen die bezig zijn met voertuigbeheersing.
C
Voor leerlingen die op de helft van de opleiding zitten.

Slide 45 - Quizvraag

Een flauwe helling in een 30 km zone.
Voor welke leerling is deze oefening geschikt?
(Makkelijke helling met een rode fiat 500)
A
Alle leerlingen.
B
Leerling die in de eindfase van de opleiding zit.
C
Leerling die de helft van de rijopleiding heeft gehad.

Slide 46 - Quizvraag

Je ziet een rijbaan met een flauwe bocht met een kleine helling.
Je ziet een rode fiat 500 op de helling staan.
Je wilt de hellingproef oefenen met je leerling.
Voor welke leerling is deze situatie geschikt?
A
Voor alle leerling.
B
Voor een leerling die nog nooit de hellingproef heeft geoefend.
C
Voor een gevorderde leerling.

Slide 47 - Quizvraag

Je gaat met je leerling de hellingproef oefenen.
Welke situatie lijkt jou het beste?
A
Een lage helling, waarbij jij de leerling zelf laat oefenen.
B
Je zoek een geschikte helling op.
C
Een lage helling waarbij je geen gas hoeft te geven.

Slide 48 - Quizvraag

Je bent met je LL bezig met voertuigbeheersing.
Je ziet een foto met een vrije rijbaan zonder stoepranden.
Aan weerszijden zie je gras. Het betreft een polderweg.
Welk onderdeel kan je hier het beste met je LL oefenen?
A
Opschakelen en terugschakelen.
B
Achteruit rijden.
C
Keren.

Slide 49 - Quizvraag

Met een beginnende leerling wil je kruispunten gaan oefenen. Je ziet bij deze vraag 3 foto's.
Welke kruispunt ga je als instructeur kiezen om te oefenen?
A
Foto 1. 2 rijstroken. Met voorsorteerstroken voor rechtdoor, links en rechts. In het midden ligt een gracht (lijkt op een locatie in Utrecht).
B
Foto 2: 2 rijstroken. Met voorsorteerstroken voor rechtdoor, links en rechts.
C
Foto 3: kruispunt in een 30 km zone met een verhoogd kruisingsvlak.

Slide 50 - Quizvraag

U geeft les over keren aan een beginnende leerling.
Waar gaat u het beste keren laten oefenen?
A
Open industrie terrein/gebied.
B
Zeer drukke straat.
C
Een weg meteen na een bocht.

Slide 51 - Quizvraag

Een rijbaan met een bocht. Er zijn parkeervakken aan de rechterkant.
Je gaat voor het eerst vak achteruit parkeren oefenen met een leerling.
Het betreft een leerling die bezig is met eenvoudige verkeerssituaties.
Welk parkeervak is het meest geschikt voor de leerling?
A
Vak 1. (links en rechts leeg vak).
B
Vak 2. (Links naast een auto).
C
Vak 3. (tussen 2 auto's).

Slide 52 - Quizvraag

Een rijbaan met een bocht. Er zijn parkeervakken aan de rechterkant.
Je gaat vak achteruit parkeren oefenen met een leerling.
Het betreft een leerling die bezig is met complexe verkeerssituaties.
Welk vak is het meest geschikt voor de leerling?
A
Vak 1. (lege vak).
B
Vak 2. (naast een auto).
C
Vak 3. (tussen 2 auto's).

Slide 53 - Quizvraag

Je wilt een gevorderde leerling een route laten rijden en geeft alleen een oriëntatiepunt.
Hoe handel je in deze situatie het beste?
A
Je laat de leerling kiezen uit 3 routes.
B
Je laat de leerling zelf een route bepalen naar het punt toe.
C
Je geeft enkele andere oriëntatiepunten om er naar toe te rijden.

Slide 54 - Quizvraag

Je laat een gevorderde leerling een route rijden en geeft daarbij alleen enkele oriëntatiepunten.
Wat zal het gevolg zijn voor deze leerling.
A
De leerling weet niet wat de bedoeling.
B
De leerling krijgt meer motivatie om aan de les te beginnen.
C
De leerling raakt helemaal in de stress en doet alles fout.

Slide 55 - Quizvraag

Wie moet bij een proefexamen de route bepalen?
A
Leerling bepaalt zelf de route.
B
Instructeur bepaalt de route.
C
Navigatie bepaalt de route.

Slide 56 - Quizvraag

Leerling is net op het niveau van het examen.
Maar zelfstandig rijden moet verbeterd worden, want met begeleiding kan hij het goed uitvoeren, maar als hij zelfstandig moet rijden maakt hij nog fouten. Wat doe je?
A
Oriëntatiepunten geven, bv. het gemeentehuis.
B
3 Routes voorbereiden en LL mag kiezen.
C
Zelfstandig een route laten rijden en waar nodig een hint geven.

Slide 57 - Quizvraag

U wilt een leerling zelfstandig een route laten rijden.
Wat doet u?
A
U bereidt 3 routes voor en laat de leerling kiezen.
B
U kiest een route en begeleidt de leerling.
C
U voert een eindpunt in het navigatiesysteem in en laat de leerling zelf op de aanwijzingen van het navigatiesysteem rijden.

Slide 58 - Quizvraag

Je wilt een gevorderde leerling die bezig is met complexe verkeerssituaties uitdagen.
Wat doe je?
A
Je laat de leerling kiezen uit 3 routes.
B
Je laat de leerling zelf een route kiezen.
C
Je geeft enkele oriëntatiepunten.

Slide 59 - Quizvraag

Leerling zit in de fase van zelfstandig rijden.
Je wilt met de leerling zelfstandig rijden verder uitbouwen. Wat ga je doen?
A
Drie routes voorbereiden en één laten kiezen door de leerling.
B
De leerling kiest een route.
C
Je geeft een oriëntatiepunt.

Slide 60 - Quizvraag