8.1 A Industrialisatie en modern imperialisme

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de sociaal- maatschappelijke ontwikkellingen beschrijven die plaatsvonden tijdens de overgang van de agrarisch- urbane samenleving naar de industriële samenleving.
  • Je kunt uitleggen hoe de verhouding tussen de koloniën en moederlanden veranderde onder invloed van de industriële revolutie.
  • Je kunt uitleggen welke politieke, ideologische en economische motieven een rol speelden bij het opkomen (Azië) en uitbreiden (Afrika) van het modern imperialisme.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe Nederland als koloniale machthebber in het toenmalige Nederlands- Indië vormgaf aan het modern imperialisme.

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten
  • De industriële revolutie die in de westerse landen de basis legde voor een industriële samenleving.
  • De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
  • De opkomst van politiek maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Slide 4 - Tekstslide

Veranderingen in de landbouw
  • De industriële revolutie begon op het platteland in Engeland.
  • In de 17e en 18e eeuw kwam er steeds meer landbouwgrond in handen van grootgrondbezitters.
  • Hierdoor ontstonden grote landbouwgebieden (vergelijk het met een plantage) waar pachtboeren (boeren die grond huren van de grootgrondbezitter) de grond bewerkten.
  • Dankzij nieuwe landbouwtechnieken en nieuwe werktuigen nam in de 18e eeuw de opbrengst per boer steeds meer toe.

Slide 5 - Tekstslide

Veranderingen in de landbouw
  • De betere landbouwtechnieken zorgden voor meer en beter voedsel. Hierdoor groeide de bevolking en steeg de gemiddelde leeftijd van de bevolking.
  • Door de grotere productie van landbouwproducten daalde de prijs van voedsel.
  • Dit was een voordeel voor de mensen die geen boer waren, maar was en nadeel voor de pachtboeren. Ze kregen steeds meer moeite om de pacht te betalen aan de grootgrondbezitters.

Slide 6 - Tekstslide

Veranderingen in de landbouw
  • In de winter deden de boeren aan huisnijverheid (thuis bijvoorbeeld textiel produceren) en verdienden ze wat bij om de winter door te komen.
  • Door de dalende opbrengsten werd de huisnijverheid noodzakelijk ipv een extraatje in de winter.
  • De huisnijverheid was in handen van ondernemers uit de steden. Deze ondernemers ontwikkelden een netwerk van thuiswerkers.
  • De ondernemers zorgden voor de grondstoffen, die ze naar de thuiswerkers brachten. Daarnaast zorgden ze voor de verkoop van de eindproducten in de steden.

Slide 7 - Tekstslide

Veranderingen in de landbouw
  • Door de grotere groep thuiswerkers, daalden ook de prijzen voor de nijverheidsproducten.
  • Dus de thuiswerkers ontvingen hiervoor ook minder loon, naast de al gedaalde landbouwinkomsten.
  • Boeren raakten steeds verder in de problemen en trokken naar de steden om daar op zoek te gaan naar werk, en daarmee hun leefomstandigheden te verbeteren.

Slide 8 - Tekstslide

In welk land begon de Industriële Revolutie?
A
Engeland
B
Schotland
C
België
D
Frankrijk

Slide 9 - Quizvraag

Waardoor steeg de gemiddelde bevolkingsleeftijd?
A
Riolering
B
Vaccinaties
C
Betere voedselvoorziening
D
Nieuwe producten

Slide 10 - Quizvraag

Waardoor was het voor boeren steeds moeilijker om de pacht te betalen?
A
Investeringen in nieuwe technieken
B
Stijgende pachtprijzen
C
Minder vraag naar producten
D
Dalende voedselprijzen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet het thuis produceren van o.a. textiel?
A
Thuiswerk
B
Fabricage
C
Huisnijverheid
D
Industrie

Slide 12 - Quizvraag

Wat was geen rol van de ondernemer bij thuisnijverheid?
A
Zorgen voor grondstoffen
B
Zorgen voor verkoop van producten
C
Zorgen voor veilige werkomstandigheden
D
Zorgen voor loon van de thuiswever

Slide 13 - Quizvraag

Waarom vertrokken thuiswerkers naar de steden?
A
Mensen kwamen niet meer rond van de opbrengsten van thuisweven.
B
Mensen begonnen een fabriek.
C
Mensen waren toch geen boer meer, konden ze net goed naar de stad gaan.
D
Mensen gingen op zoek naar avontuur

Slide 14 - Quizvraag

Industriële revolutie
  • In de textielindustrie werden er uitvindingen gedaan waarmee het productieproces kon worden versneld. Gunstig voor de ondernemer, immers snellere productie, meer producten, hierdoor zag de ondernemer zijn afzet en winst toenemen.
  • In het begin waren het kleine uitvindingen, die vooral de thuiswerker hielpen. Later werden het grotere uitvindingen, deze uitvindingen pasten niet meer in een huisje. Dus moest de productie worden verplaatst naar grotere hallen, uiteindelijk dus fabrieken.

Slide 15 - Tekstslide

Industriële revolutie
  • De elite kon de bouw van deze fabriekshallen betalen, en ook de aankoop van de bijbehorende machines.
  • De productie van textiel kwam dus in handen van de elite (rijken)
  • De grootschalige fabrieksproductie zorgde ervoor dat de  huisnijverheid verdween. Immers producten uit fabrieken waren vele malen goedkoper.
  • De boeren werden dus aan 2 zijdes weggeconcureerd, enerzijds omdat de landbouwproductie grootschaliger (en daarmee goedkoper) werd en aan de andere kant doordat de huisnijverheid werd verdrongen door textiel uit fabrieken.

Slide 16 - Tekstslide

Industriële revolutie
  • De stroom van boeren die naar de stad trok werd hierdoor nog groter. 
  • De urbanisatie (verstedelijking) ging gelijk op met de stroom nieuwe fabrieken, die ook op zoek waren naar arbeiders.
  • Zo ontstond er in Engeland in de tweede helft van de 18e eeuw een industriële samenleving.
  • Het proces van het ontstaan van fabrieken en de daarbij behorende massaproductie noemen we de industriële revolutie.

Slide 17 - Tekstslide

Waardoor ontstond in Engeland een industriële samenleving?
A
Urbanisatie en grootschalige trek naar de steden
B
Grootschalige productie in fabrieken
C
Urbanisatie en grootschalige productie in fabrieken
D
Urbanisatie

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Wat waren voordelen van het versnellen van het productieproces?
A
Meer productie
B
Meer vraag, meer productie
C
Meer winst
D
Meer productie, meer winst

Slide 21 - Quizvraag

Waardoor verdween de huisnijverheid?
A
Door fabrieken
B
Door betere landbouwtechnieken
C
Door buitenlandse concurrentie
D
Door een tekort aan grondstoffen

Slide 22 - Quizvraag

Boeren werden weggeconcurreerd, op twee manieren. Welke twee?
A
Fabrieksmatige productie van textiel en concurrentie uit het buitenland
B
Grootschalige landbouw en fabrieksmatige productie van textiel
C
Grootschalige landbouw en concurrentie uit het buitenland
D
Fabrieksmatige productie van landbouwproducten

Slide 23 - Quizvraag

Grondstoffen en afzetmarkten
  • Fabrikanten streven naar zoveel mogelijk winst. Een gevolg van dit industrieel kapitalisme was dat er steeds meer werd geproduceerd.
  • Hierdoor ontstond een voortdurende vraag naar grondstoffen en afzetmarkten (gebieden waar ze hun producten konden verkopen).
  • In koloniale gebieden konden ze aan deze grondstoffen komen.
  • In de koloniën konden ze vervolgens ook weer de fabrieksproducten verkopen.
  • Om deze twee redenen (grondstoffen en afzetgebieden) waren koloniën van economisch belang voor industriële samenlevingen.

Slide 24 - Tekstslide

Grondstoffen en afzetmarkten
  • Geïndustrialiseerde landen gingen nu actief op zoek naar nieuwe koloniën.
  • Afrika werd nu ineens interessant als gebied om te koloniseren.
  • Ontdekkingsreizigers ontdekten dat Afrika grote hoeveelheden grondstoffen bevatten. Bijvoorbeeld olie, rubber, goud en diamanten.
  • Deze grondstoffen waren noodzakelijk voor de industrie.

Slide 25 - Tekstslide

Grondstoffen en afzetmarkten
  • Door het modern imperialisme werd Afrika in hoog tempo gekoloniseerd.
  • Om conflicten over  de kolonisatie te voorkomen besloten Europese landen, die koloniale belangen hadden, in 1885 in Berlijn bij elkaar te komen.
  • Deze Europese landen verdeelden Afrika onderling, de belangen van de Afrikaanse bevolking waren ondergeschikt (denk aan stammen etc.).
  • Afrika werd na de Conferentie van Berlijn verdeeld over Europese landen.

Slide 26 - Tekstslide

Waar streeft een fabrikant naar bij industrieel kapitalisme?
A
Zoveel mogelijk omzet
B
Zoveel mogelijk afzet
C
Zoveel mogelijk productie
D
Zoveel mogelijk winst

Slide 27 - Quizvraag

Hoe kwamen de Engelsen aan de grondstoffen voor de industrie?
A
Koloniën
B
Andere gebieden binnen het moederland
C
Andere Europese landen
D
Veroveren dmv oorlogen

Slide 28 - Quizvraag

Om welke 2 redenen waren koloniën belangrijk voor het moederland?
A
Afzetmarkt en beschaving brengen.
B
Afzetmarkt en toerisme
C
Grondstoffen en afzetmarkt
D
Grondstoffen en beschaving brengen

Slide 29 - Quizvraag

Waarom werd in 1885 de Conferentie van Berlijn gehouden?
A
Vredesverdrag tussen Duitsland en de geallieerden
B
Verdrag om conflicten over koloniën te voorkomen
C
Verdrag om grondstoffen te verdelen
D
Verdrag om eerlijke handel in Afrika te bevorderen

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet streven naar koloniën om de industrie te ondersteunen?
A
Kolonialisme
B
Modern Kolonialisme
C
Imperialisme
D
Modern Imperialisme

Slide 31 - Quizvraag

Internationaal aanzien en superioriteit
  • Het modern imperialisme verschilde van het streven naar kolonies uit de vorige eeuwen.
  • Voorheen bleef de aanwezigheid van Europeanen beperkt tot forten (factorijen) en gebieden aan de kust.
  • In de 19e eeuw werden grote gebieden landinwaarts veroverd en bezet.
  • Inwoners moesten gaan luisteren naar de regels van de kolonisator (bezetter).
  • De economie van de kolonie kwam geheel in dienst te staan van de economie van het moederland (bijv Groot- Brittannië of Nederland).

Slide 32 - Tekstslide

Internationaal aanzien en superioriteit
  • Voor de koloniserende landen was het volstrekt normaal dat ze de inheemse bevolking zouden onderdrukken.
  • Westerse landen voelden zich superieur aan de beschavingen van de gekoloniseerde landen.
  • Een oorzaak daarvan was het nationalisme, een verschijnsel dat zich in de 19e eeuw ontwikkelde in Europa.
  • Er was een verband tussen modern imperialisme en nationalisme. Immers hoe meer land, des te meer aanzien en macht in de wereld.
  • Een land bewees dan dat ze landen konden veroveren en besturen.

Slide 33 - Tekstslide

Internationaal aanzien en superioriteit
  • Het superioriteitsgevoel van de Westerse landen bracht ook verantwoordelijkheden met zich mee (vonden ze zelf).
  • Gekolonialiseerde volken moesten worden ontwikkeld, ze moesten de westerse beschaving leren kennen en overnemen.
  • Koloniale grootmachten zagen zich dus als opvoeders van de "inferieure volken".
  • Kolonialisten zagen dit als de "whiteman's burden". De last van de beschaafde blanken, om de "inferieure volken" beschaving bij te brengen.

Slide 34 - Tekstslide

Waarom kwam de economie van de kolonie helemaal in dienst te staan van het moederland?
A
Ze moesten grondstoffen leveren voor het moederland
B
Ze waren een afzetmarkt voor het moederland
C
Ze moesten arbeiders leveren voor het moederland
D
Ze moesten grondstoffen leveren en een afzetmarkt zijn

Slide 35 - Quizvraag

Hoe heet het verschijnsel dat een land trots is op zijn eigen land, cultuur en volk?
A
Superioriteit
B
Aanzien
C
Nationalisme
D
Imperialisme

Slide 36 - Quizvraag

Toch voelden koloniserende landen zich ook verantwoordelijk. Maar waarvoor?
A
Grote hoeveelheden grondstoffen
B
Goedkope producten voor de koloniën
C
Gebiedsuitbreiding van het moederland
D
Beschaven van de inheemse bevolking

Slide 37 - Quizvraag

Sommigen hebben het over een last die de blanken moeten dragen. Hoe werd deze verantwoordelijkheid genoemd?
A
The white man's weight
B
The white man's burden
C
The white man's soul
D
The white man's target

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Nederlands Imperialisme
  • Nederland deed niet mee aan de race om Afrika, maar wel aan het modern imperialisme.
  • In Nederlands- Indië kwamen steeds meer eilanden onder Nederlands bestuur te staan.
  • Om die gebieden goed te besturen, maakte Nederland gebruik van inheemse bestuurders, die daarvoor in ruil, moesten samenwerken met de Nederlanders.
  • De Nederlandse overheid bepaalde welke producten nodig waren voor Nederland.

Slide 40 - Tekstslide

Nederlands Imperialisme
  • Boeren in Nederlands- Indië moesten die grondstoffen produceren/ kweken en tegen een lage prijs aan de Nederlanders verkopen.
  • Inheemse leiders zorgden, in ruil voor, een deel van de opbrengst dat iedere boer zich aan de afspraak hield.
  • In 1870 werden wetten ingevoerd die regelden dat particulieren in Nederlands- Indië een eigen bedrijf konden beginnen. Voor die tijd was de productie en verkoop in handen van de Nederlandse regering.
  • Nederlandse planters vestigden zich in Nederlands- Indië en legden grote plantages aan.

Slide 41 - Tekstslide

Nederlands Imperialisme
  • In Nederlands- Indië werd in deze periode ook aardolie gevonden en men ontdekte dat rubberbomen er goed groeiden.
  • Nederlands- Indië veranderde steeds meer in een leverancier van industriële grondstoffen voor de opkomende industrie in Nederland.
  • Voorheen was Nederlands- Indië natuurlijk een leverancier geweest van specerijen en andere voedingsstoffen.

Slide 42 - Tekstslide

Feniks par 8.1 leren
maak een mindmap of samenvatting




Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video