Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen

Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:

  • Uitleg argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
  • Dilemma op dinsdag: keuzes beargumenteren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt een onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • Je kunt een onderscheid maken tussen argument, tegenargument en weerlegging.

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis: wat is het verschil tussen een standpunt en een stelling?

Slide 4 - Open vraag

Positief of negatief geformuleerd
Ik vind het een goed idee dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven;

Volgens mij is het niet verstandig dat Nederland minder geld aan ontwikkelingshulp gaat geven.

Slide 5 - Tekstslide

Kun je beter een positief of een negatief standpunt formuleren?

Slide 6 - Open vraag

Feitelijke en waarderende argumenten 
  • Feitelijk argument: als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak (controleerbaar) noemen we die uitspraak een feitelijk argument. 
  • Waarderend argument: een argument met een waarderende uitspraak (betwistbaar) geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is. 

Slide 7 - Tekstslide

Israël en de Palestijnen zullen niet snel nader tot elkaar komen (standpunt); ze hebben immers nu al meer dan zestig jaar een ernstig conflict (argument).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

Omdat we verplicht zijn om mensen in nood altijd te helpen (argument), vind ik dat we alle vluchtelingen in Nederland moeten opnemen (standpunt).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 10 - Quizvraag

Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (argument).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 11 - Quizvraag

Het verschil
  • Over een waarderend argument kun je gemakkelijk van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. 
  • Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden met subargument.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?

Slide 13 - Open vraag

Signaalwoorden argument

Slide 14 - Woordweb

Dilemma op dinsdag
Regels: 
  • In groepjes van twee/drie personen krijg je een dilemma;
  • Je moet kiezen;
  • Formuleer goed je argumenten voor en tegen je keuze;
  • Een andere groep probeert jullie groepskeuze te raden (klassikaal)

Slide 15 - Tekstslide

5 minuten pauze
Daarna vervolg literatuurles vorige week
we starten met tien minuten lezen in je leesboek 
timer
5:00
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Voorkennis literatuurles 1:
omschrijf in eigen woorden het begrip literatuur

Slide 17 - Open vraag

Aanvulling definitie literatuur
  • ​Zet aan het denken​ 
  •  Is taboedoorbrekend​ 
  •  Literaire kunstgrepen​ 
  •  Vernieuwend/onvoorspelbaar​ 
  •  Meerduidigheid/complexiteit​ 
  •  (Artistieke) erkenning

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les....

weet je welke personages er zijn;
hoe je personages leert kennen;
wat een conflictmodel is

Slide 19 - Tekstslide

Personages 
Round character: speelt een onmisbare rol in het verhaal. Je krijgt veel informatie over hen en je weet wat ze denken en voelen. Een round character maakt altijd een ontwikkeling door.
Flat character: is minder belangrijk. Je komt over hen veel minder te weten.
Typen: spelen een bijrol --> karikatuur of stereotype?

Slide 20 - Tekstslide

Conflictmodel
1. Evenwicht
2.Conflict
3. Ontwikkeling
4. Oplossing of nieuw evenwicht

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

In hoeverre kun je het conflictmodel terugvinden in deze korte film?

Slide 23 - Open vraag

Volgende week donderdag
Lezen we een tekstfragment uit de verwarde cavia

Slide 24 - Tekstslide