Oefentoets H1 tm 4

RECHTSSTAAT H1 - H4
OEFENTOETS
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

RECHTSSTAAT H1 - H4
OEFENTOETS

Slide 1 - Tekstslide

De landen waar de meeste mensen het gelukkigst zijn zijn mensen die wonen in een .....
A
Politiestaat
B
Rechtsstaat
C
Totalitaire staat
D
Geen van deze 3

Slide 2 - Quizvraag

Wat maakt dat in een rechtsstaat de mensen zo gelukkig zijn?

Slide 3 - Open vraag

Rechtsstaat 
  • Mensen bepalen zelf hun persoonlijke leven (lezen, wonen, werken, reizen)
  • Er is in principe geen corruptie, geen angst voor spionage, afluisteren, verklikken of verraden bij ongewenst gedrag= bescherming tegen de machthebbers
  • Er zijn grondrechten (klassiek en sociale)
  • Niet alleen het recht van de sterkste geldt

Slide 4 - Tekstslide

Een goed voorbeeld van
'vertrouwen en wederkerigheid'
is:
A
Je houden aan de wet in de verwachting dat anderen dat ook doen
B
Gezonde mensen betalen ook zorgpremies
C
De staat verwacht dat burgers zich aan de wet houden en doet dat zelf ook
D
A, B en C

Slide 5 - Quizvraag

Zet de gebeurtenissen van het ontstaan van de rechtsstaat in de juiste chronologische volgorde:
1
2
3
4
5
begin Verlichting
Grondwet Thorbecke
Algemeen kiesrecht
Absolute vorsten
Sociale grondrechten

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is de definitie van een
"sociaal contract"?

Slide 7 - Open vraag

Sociaal contract
= afspraken tussen burger en staat waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven
-> je laat elkaars eigendommen met rust
-> de staat is de scheidsrechter en heeft dus het monopolie tot geweld
-> de staat houdt zich aan de wetten die door de burgers zijn opgesteld

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de grondbeginselen van een rechtsstaat?
Wat hoort NIET thuis bij een rechtsstaat?
Scheiding van de machten
Grondrechten zijn in de grondwet vastgelegd
Legaliteitsbeginsel
Om de overheid onbeperkte macht te geven over de burgers
Dat je als burger het recht hebt om eigen rechter te spelen. 
De wederzijdse rechten en plichten van overheid en burger zijn vastgelegd in de wet
De overheid op elk moment een opgelegde straf kan verhogen  

Slide 9 - Sleepvraag

Noem de 4 doelen van de grondwet

Slide 10 - Open vraag

Doelen van de grondwet
  • Begrenzen van de macht van de staat
  • Vastleggen van fundamentele rechten van de burgers
  • Aangeven hoe de belangrijkste organen van de overheid zijn georganiseerd
  • Het uitdrukken van de eenheid van de natie

Slide 11 - Tekstslide

Een staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid van burgers en de noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei noemen we
A
Nachtwakersstaat
B
Sociale Rechtsstaat
C
Parlementaire Democratie
D
Economische Rechtsstaat

Slide 12 - Quizvraag

WELKE 3 SOORTEN KLASSIEKE GRONDRECHTEN KUNNEN WE ONDERSCHEIDEN?

Slide 13 - Open vraag

3 SOORTEN KLASSIEKE GRONDRECHTEN
  1. GELIJKE BEHANDELING IN GELIJKE GEVALLEN; geen discriminatie wegens geloof, politieke gezindheid, ras , geslacht, leeftijd etc.
  2. PERSOONLIJKE VRIJHEDEN; recht op privacy, onaantastbaarheid van het lichaam, vrijheid van godsdienst en onderwijs etc.
  3. POLITIEKE VRIJHEID; algemeen kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers etc.

Slide 14 - Tekstslide

Recht op onderwijs, recht op werk en recht op gezondheidszorg zijn.....
A
SOCIALE GRONDRECHTEN
B
KLASSIEKE GRONDRECHTEN
C
LIBERALE GRONDRECHTEN
D
ECONOMISCHE GRONDRECHTEN

Slide 15 - Quizvraag

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Er bestaat geen rangorde in de grondrechten
2) De rechter kijk per geval hoe botstende grondrechten tegen over elkaar worden afgewogen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het legaliteitsbeginsel?

Slide 17 - Open vraag

LEGALITEITSBEGINSEL
DAT IEMANDS VRIJHEID ALLEEN INGEPERKT KAN WORDEN 
ALS DE RECHTMATIGHEID VAN DIE BEPERKING IS VASTGELEGD IN WETTEN EN REGELS 
DIE DOOR HET PARLEMENT ZIJN AANGENOMEN

Slide 18 - Tekstslide

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Enerzijds zijn er wetten om het leven geordend te laten verlopen

2) Anderzijds komen rechtsnormen voort uit waarden en normen die de meeste mensen met elkaar delen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Om de kwaliteit van wetten te waarborgen moeten ze aan bepaalde eisen voldoen; noem er 3

Slide 20 - Open vraag

Kwaliteits eisen (p 41 42)
  • wetten moeten voor iedereen gelden
  • wetten moeten openbaar en begrijpelijk zijn
  • wetten mogen geen onmogelijke eisen aan burgers stellen
  • wetten mogen niet met terugwerkende kracht gelden
  • wetten mogen niet onderling tegenstrijdig zijn
  • wetten mogen niet te vaak veranderd worden
  • wetten moeten redelijk, billijk en zorgvuldig zijn 

Slide 21 - Tekstslide

Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten handhaven
parlement + ministers
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
wetten maken
de regering (ministers)

Slide 22 - Sleepvraag

Wie vormen de vierde macht?
A
De ministers
B
De ambtenaren
C
De media
D
De advocaten

Slide 23 - Quizvraag

4e MACHT: ambtenaren (p. 48)
  • Interactie tussen ambtenaren en lobbyisten is onzichtbaar voor de samenleving
  • Discretionaire bevoegdheid; mogen in sommige gevallen eigen beslissingen nemen hoe een wet wordt toegepast
  • Ambtenaren blijven vaak langer op hun post dan een minister of staatssecretaris 

Slide 24 - Tekstslide

Waarom kunnen we beter spreken van ‘evenwicht van machten’ in plaats van ‘scheiding der machten’?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Hoger beroep is een vorm van interne controle van de rechterlijke macht

2) Na het Hoger beroep is er geen mogelijkheid om hier nog tegen in beroep te gaan
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld waarbij de trias politica in de praktijk niet goed functioneert?

Slide 28 - Open vraag

KADERWETGEVING (p.  50 51)
  • hierin worden alleen beleidsdoelen geformuleerd
  • uitvoerende macht krijgt dan de ruimte om nadere regelgeving te realiseren
  • => veel regelgevende macht bij de uitvoerende macht ipv wetgevende macht
  • zet democratie onder druk
  • VB toeslagen affaire / regels rondom bijstandsuitkeringen 

Slide 29 - Tekstslide

Welke rechtsgebieden heb je precies?



Slide 30 - Tekstslide