H2e P3 Un 5- Les 2 - KOL (09-02-2021)

Bienvenidos
Hoy es martes
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos
Hoy es martes

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken online lessen

Slide 2 - Tekstslide

Preguntas 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden opschrijven
- hablar, comer, estudiar
- ser, estar
- tener (ik + ie)
- poder (ue), preferir (ie), pedir (i), dormir (ue)
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulario 
Voca 5.1 +5.2




Leer in stilte!
Overhoring na 5 min 

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Repasar vocabulario

Slide 6 - Tekstslide

El programa 
  • 20 min    - Empieza de la clase 
  • 5 min    - Objetivos 

  • 10 min  - Corregir los deberes













  • 10 min  -  Hay, ser, estar 





  • Los deberes/ evaluación


Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen van dit hoofdstuk :
- je leert praten, luisteren, lezen en schrijven over winkelen, kleding, mode, cadeaus, verjaardagen
- je leert vertellen/vragen wanneer iets is, voor wie iets is en waar iets is
- je leert het verschil in gebruik van 'hay', 'ser' en 'estar' 
- je leert de getallen t/m een miljoen
- je leert de aanwijzend voornaamwoorden
- je leert de dagen, maanden en jaren
- je leert/ herhaalt de vraagwoorden
- je leert/ herhaalt de uitspraak van de v, j, g
- je herhaalt de regelmatige ww en de onregelmatige ww
- je herhaalt de kleuren en andere bijvoeglijk naamwoorden 





Slide 8 - Tekstslide

10 min - Corregir los deberes
Leren: voca 5.1 + 5.2 + ser, estar
Evt. afmaken: 
voc p. 10, 11 (oef 12,13c, 14) 
WB p.57 ejercicio 9



Slide 9 - Tekstslide

Datos importantes 
Voorbeelden: 

El trece de mayo - Es mi cumpleaños
El catorce de enero - Es el cumpleaños de mi hermano
El veinticinco de diciembre - Es navidad 
etc... 

Slide 10 - Tekstslide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 11 - Tekstslide

Voc p. 10 ejercicio 12
1. Susana son/es la amiga de Merche. 
2. Merche y sus padres son/eres de Madrid. 
3. ¿Usted es/sois profesor?
4. El supermercado es/eres del señor Martínez.
5. Vosotros, sois/ son hermanos. 
6. ¿Eres/somos francés?

1. ¿Bart (ben jij) holandés?
2. Paul y yo (zijn) hermanos.
3. Mariana (is) madrileña. 
4. Mis padres (zijn) profesores.
5. (wij zijn) amigos.
6. (ik ben) inglés 


Slide 12 - Tekstslide

Ejercicio 13C       
1. El cine está/ estás al lado de la panadería
2. Señores, ustedes ¿estáis/ están en Betanzos? 
3. Merche y Mateo estamos/están en casa
4. Yo, estoy/ estás enamorado
5. Mi instituto están/ está en la Coruña
6. Mi amiga y yo, estamos/ estáis en el cine                                        
Ejercicio 14A
1. ¿Dónde .. los tomates?
2. Mi casa .. cerca del instituto 
3. Susana y Álvaro ... en el supermercado
4. Señor Martínez ¿cómo ...?
5. Merche y yo, .... en el centro
6. Vosotros ¿... en casa?

Slide 13 - Tekstslide

herhalen hay, ser estar

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide


Ser/Estar: zijn
Hay: er is, er zijn

Slide 17 - Tekstslide

SER = zijn

1.beschrijving
2.beroep
3.relatie
4.tijdsaanduiding
5.definitie
6.afkomst



1.La chica es inteligente.
2.Maria es profesora.
3.Luis es mi hermano.
4.¿Cuándo es la fiesta?
5.Madrid es capital de España.
6.Soy de Holanda./Soy holandés.

Slide 18 - Tekstslide

ESTAR = zijn, zich bevinden
plaatsaanduiding -> ¿Dónde está los perros?
tijdelijke situatie -> Yo estoy cansado.

Slide 19 - Tekstslide

HAY = er is, er zijn
Hay un gato en la casa.
Hay dos libros en la mochila. 

Slide 20 - Tekstslide

Hay, ser of estar
¿Dónde .................. las llaves?
A
hay
B
son
C
están

Slide 21 - Quizvraag

Hay, ser of estar?
En la cocina ............. dos armarios y una nevera
A
hay
B
está
C
es

Slide 22 - Quizvraag

hay, ser of estar?
Jorge Y Pilar ............. de Barcelona.
A
hay
B
son
C
están

Slide 23 - Quizvraag

Hay ser of estar?
Mi padre y yo ................. altos y morenos.
A
estamos
B
hay
C
somos

Slide 24 - Quizvraag

Los deberes

Leren: 5.2 + 5.3; gram nr 14 (samengesteld woord) + nr. 30 ser estar hay + frases clave 1 zin 1-8

maken:
Een tabel met twee kolommen waarin je het gebruik van ser en estar noteert 
voc p.14/15 oef 26 + 27 (ser, hay, estar)




    Slide 25 - Tekstslide

    Volgende les begin vd les: 
    zie volgende slide

    Slide 26 - Tekstslide

    5 zinnen maken 
    - gebruik de woorden uit 5.1 + 5.2 +5.3
    timer
    10:00

    Slide 27 - Tekstslide