Les 5. Basisstof 4. Enkele onderzoeksmethoden

Basisstof 4. Enkele onderzoeksmethoden 

  • Huiswerk nakijken 
  • Basisstof 4
  • Huiswerk maken 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 4. Enkele onderzoeksmethoden 

  • Huiswerk nakijken 
  • Basisstof 4
  • Huiswerk maken 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Basisstof 4. Enkele onderzoeksmethoden 
Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. De wetenschap die zich bezighoudt met het verzamelen en bestuderen van fossielen heet de paleontologie.




Slide 4 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. 
Ontstaan wanneer resten van organismen snel worden bedekt door sedimenten (zand- en kleideeltjes). Bacteriën en schimmels krijgen dan geen kans om de resten helemaal af te breken. De sedimenten kunnen dan ook gaan verstenen. 

Slide 5 - Tekstslide

        Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen 
van organismen of afdrukken van organismen in gesteente.

Door de fossielen die gevonden zijn, blijkt dat in miljoenen 
jaren (evolutie) soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen zijn.

De fossielen zijn een argument voor de evolutietheorie, 
ze laten zien dat de evolutietheorie waar kan zijn.
Levende fossiel
'Levende fossielen'  zijn dieren die al heel vroeger leefden en nu nog steeds (Bijv. de Naulitus, een zeedier).

Slide 6 - Tekstslide

Dezelfde bouw, maar een andere functie. 

Slide 7 - Tekstslide

Homologe organen
Homo = hetzelfde
Organen  die op dezelfde manier zijn ontstaan. Deze dieren hebben een gemeenschappelijke voorouder

Slide 8 - Tekstslide

Analoge organen: Organen met dezelfde functie, maar een andere bouw/evolutionaire geschiedenis.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Rudimentaire organen
Resten van een orgaan waar de voorouder van het dier veel aan had. Het huidige dier heeft er niets aan. Het orgaan wordt steeds kleiner om uiteindelijk te verdwijnen (heilig been, blinde darm).

Slide 11 - Tekstslide

De samenstelling van stoffen bij organismen (bijvoorbeeld DNA en eiwitten) kan steeds nauwkeuriger worden bepaald. Hoe meer deze stoffen bij twee soorten organismen overeenkomen, des te groter is de verwantschap.
Mede op basis van verschillende soorten biochemisch onderzoek heeft men een stamboom gemaakt van de groep waartoe naast de mens ook de mensapen, de apen en de halfapen behoren (primaten). 
De mate van verwantschap tussen twee soorten is afhankelijk van het aantal generaties dat heeft geleefd sinds de gemeenschappelijke voorouder leefde.

Slide 12 - Tekstslide

Volgens deze stamboom is de chimpansee de primaat die het nauwst verwant is met de mens. Dat betekent dat de gemeenschappelijke voorouder van de chimpansee en de mens het kortst geleden leefde. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn homologe organen
A
Organen die dezelfde bouw hebben maar een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn rudimentaire organen
A
Organen die dezelfde bouw hebben maar een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk
Maken opdracht 6 + 7


Slide 16 - Tekstslide