V1 Leesvaardigheid 2, 3 en 4 Alle tekstdoelen

Welkom V1TB



Leesvaardigheid
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1TB



Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  1. 10 minuten lezen
  2. Boekpitches
  3. Herhalen tekstdoelen
  4. Opdracht maken
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 6
a Straf is gebaseerd op angst en als je bang bent, kun je geen nieuwe informatie opnemen/opnemen, waardoor je geen nieuwe dingen kunt leren.

b Niet de slechte eigenschappen van de persoon worden benoemd, maar juist de goede.

c Ze kunnen niet zelf bepalen wat ze eten, dragen, doen enz.

d Eigen antwoord. 

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdr. 7a
Ja, de schrijver maakt gebruik van feiten. Namelijk:
‘Mijn vader is psycholoog in een jeugdgevangenis.’
‘Straf is gebaseerd op een vorm van angst. Als iemand bang is, ontstaan er in de hersenen
processen die voorkomen dat hij of zij nog nieuwe informatie kan verwerken.’
‘In de positieve psychologie is straf niet vaak onderwerp van studie.’
‘In de Babembastam, in het zuiden van Afrika, worden mensen die zich slecht hebben gedragen 

‘Een bekende theorie vanuit de positieve psychologie, de zelfdeterminatietheorie, zegt dat iedere
mens autonomie, verbondenheid en competentie nodig heeft om gelukkig te kunnen zijn.’
‘Straffen door iemand op te sluiten in de gevangenis bestaat uit het wegnemen van vrijheid.’
‘In het boek en de serie Orange Is the New Black over een vrouwengevangenis bepalen anderen
hoe de vrouwen zich moeten kleden, wat en wanneer ze eten en wat voor werkzaamheden ze
moeten doen. De gevangenis haalt de gevangenen weg bij vrienden en familie. De gevangenen
krijgen weinig kans om competenties te gebruiken die wellicht in een oude baan of hobby wel
konden worden verwezenlijkt.’
‘De Babemba’s tasten de autonomie niet aan en herinneren de beschuldigde persoon aan zijn
competenties.’
‘Om de twee schijnbare tegengestelde werelden van de gevangenis en de positieve psychologie
samen te brengen, heb ik samen met mijn vader een onderzoek opgezet over jonge
gedetineerden en geluk. Mijn vader heeft al vijftien gevangenen geïnterviewd over hoe zij geluk
zien en over hun gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie.’
het midden van het dorp gezet. Er wordt een kring gevormd rond de persoon en iedereen zegt
iets goeds over hem of haar. Uiteindelijk wordt de kring verbroken en wordt uitbundig gevierd en
de persoon wordt weer terug verwelkomd in de stam.’
‘Een bekende theorie vanuit de positieve psychologie, de zelfdeterminatietheorie, zegt dat iedere
mens autonomie, verbondenheid en competentie nodig heeft om gelukkig te kunnen zijn.’
‘Straffen door iemand op te sluiten in de gevangenis bestaat uit het wegnemen van vrijheid.’
‘In het boek en de serie Orange Is the New Black over een vrouwengevangenis bepalen anderen
hoe de vrouwen zich moeten kleden, wat en wanneer ze eten en wat voor werkzaamheden ze
moeten doen. De gevangenis haalt de gevangenen weg bij vrienden en familie. De gevangenen
krijgen weinig kans om competenties te gebruiken die wellicht in een oude baan of hobby wel
konden worden verwezenlijkt.’
‘De Babemba’s tasten de autonomie niet aan en herinneren de beschuldigde persoon aan zijn
competenties.’
‘Om de twee schijnbare tegengestelde werelden van de gevangenis en de positieve psychologie
samen te brengen, heb ik samen met mijn vader een onderzoek opgezet over jonge
gedetineerden en geluk. Mijn vader heeft al vijftien gevangenen geïnterviewd over hoe zij geluk
zien en over hun gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie.’

Slide 5 - Tekstslide

‘Straffen door iemand op te sluiten in de gevangenis bestaat uit het wegnemen van vrijheid.’
‘In het boek en de serie Orange Is the New Black over een vrouwengevangenis bepalen anderen
hoe de vrouwen zich moeten kleden, wat en wanneer ze eten en wat voor werkzaamheden ze
moeten doen. De gevangenis haalt de gevangenen weg bij vrienden en familie. De gevangenen
krijgen weinig kans om competenties te gebruiken die wellicht in een oude baan etc. 

‘De Babemba’s tasten de autonomie niet aan en herinneren de beschuldigde persoon aan zijn
competenties.’
‘De Babemba’s tasten de autonomie niet aan en herinneren de beschuldigde persoon aan zijn
competenties.’
‘Om de twee schijnbare tegengestelde werelden van de gevangenis en de positieve psychologie
samen te brengen, heb ik samen met mijn vader een onderzoek opgezet over jonge
gedetineerden en geluk. Mijn vader heeft al vijftien gevangenen geïnterviewd over hoe zij geluk
zien en over hun gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie.’

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken rest opdr. 7
b Nee, de schrijver van deze tekst laat maar één kant van het onderwerp zien, namelijk vanuit de
positieve psychologie, waarin ze zelf actief is.

c Ja, Laura Weiss pleit ervoor om meer in te zetten op autonomie, competentie en verbondenheid in plaats van deze basisbehoeftes weg te nemen.

d ‘Straf’ is een overtuigende tekst, omdat de schrijver een standpunt inneemt over een onderwerpen argumenten gebruikt om die mening kracht bij te zetten. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
a Met ‘Magere Hein’ wordt de dood bedoeld.
b De grap van het gedicht is dat de tuinman denkt dat Magere Hein hem in de tuin komt ‘halen’ (dat hij daar zal sterven). Daarom vlucht hij naar Winterswijk. Maar aan het eind blijkt dat Magere Hein de tuinman juist in Winterswijk gaat halen.
c Bijvoorbeeld: De tekst is leuk om te lezen, omdat deze in dichtvorm is opgesteld en een vast ritme (metrum) bevat. Het heeft een verrassing, een grap waaraan de lezer plezier kan hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Welke vijf tekstdoelen heb je geleerd?

Slide 9 - Woordweb

Wat zijn de
twee het tekstdoelen?
A
activeren en amuseren
B
overtuigen en amuseren
C
beschouwen en amuseren
D
informeren en amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een amuserende tekst.

Slide 11 - Woordweb

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 12 - Woordweb

Noem een voorbeeld van een activerende tekst.

Slide 13 - Woordweb

Waar of niet waar?
Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst

Slide 15 - Quizvraag

amuserende tekst
overtuigende tekst
activerende tekst

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het doel?
Snelle recepten: in 15 minuten op tafel!
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het doel?
Mag ik je pasfoto? Ik spaar natuurrampen.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel?
Dit is waarom sociale media een slechte invloed op jongeren heeft.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doel?
112, daar red je levens mee.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel?
Vier uur Cup-a-Soup. Dat zouden meer mensen moeten doen.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het doel?
Hier ligt Poot, hij is dood.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het doel?
Duits vliegtuig bombardeert per ongeluk Nederlands schip.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel?
Nexit, goed idee of niet?
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
overtuigen

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten
We lezen eerst samen de tekst op blz 20. Daarna maak je opdracht 5 en 6 in je schrift. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Als je eerder klaar bent, ga je nog even lezen in je leesboek.

Slide 25 - Tekstslide

Welk beroep heeft de schrijver van deze column denk je? (vraag 5a)

Slide 26 - Woordweb

Waarom zegt ze in de eerste alinea dat ze zich niet uit het veld liet slaan? (vraag 5b)

Slide 27 - Woordweb

Welke twee schattingen moet je maken om te berekenen hoeveel rundvlees er per dag wordt gegeten in Nederland? (vraag 5c)

Slide 28 - Woordweb

Waarom moet je onderscheid maken tussen koeien en kalveren als je het aantal geslachte dieren wil berekenen? (vraag 5d)

Slide 29 - Woordweb

Waarom geeft de schrijver de tip om een 11-jarige af en toe om een rekenvraag te vragen? (vraag 5e)

Slide 30 - Woordweb

Geef argumenten waarom je deze tekst kunt zien als een informerende tekst. (vraag 6a)

Slide 31 - Woordweb

Geef argumenten waarom je deze tekst kunt zien als een amuserende tekst. (vraag 6b)

Slide 32 - Woordweb

Kun je de tekst ook zien als een overtuigende of activerende tekst? Leg je antwoord uit. (vraag 6c)

Slide 33 - Woordweb

1 Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort? Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
activeren
amuseren
informeren
overtuigen
artikel
recensie
reclamefolder
roman

Slide 34 - Sleepvraag

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel activeren
Een nieuwsbericht over een schietpartij.
Recensie over mijn gelezen boek (mening geven over het boek)

Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren. 
Artikel op een website warin iemand zijn mening geeft over een vuurwerkverbod.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren

Slide 36 - Sleepvraag

Tekstdoelen

Een politierapport heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Beschouwen

Slide 37 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overhalen

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 39 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 40 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 41 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overhalen
D
Uitleg geven

Slide 43 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 44 - Quizvraag

Sleep de tekstdoelen naar de juiste afbeeldingen.
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Beschouwen

Slide 45 - Sleepvraag

Opdracht maken
  • Maak opdracht 3 op pagina 19 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdracht 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
10:00

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht 3 nakijken
a Overeenkomstig in beide teksten is dat ze over Madurodam gaan. In beide teksten wordt genoemd dat het om een miniatuurversie van Nederlandse kenmerken gaat. Verschillend is dat de eerste tekst activerend is en de tweede tekst amuserend. De eerste tekst wil je ertoe bewegen om een NS dagkaart met toegangskaart voor Madurodam te kopen. De tweede tekst is in rijm opgesteld en bevat een grapje.
b Bijvoorbeeld: De schrijver van de eerste tekst heeft wat mij betreft zijn tekstdoel bereikt, omdat het tekstdoel was om mij te overtuigen om naar Madurodam te gaan (met een NS dagkaart) en door deze tekst zou ik dat nu graag doen.
Of bijvoorbeeld: De schrijver van de tweede tekst heeft wat mij betreft zijn tekstdoel bereikt, omdat het tekstdoel was om de lezer te amuseren en ik moest lachen om het grapje over Madurodam.

Slide 47 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: leren p. 10, 14 en 18, maken H3 opdr 5 en 6 
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: grammatica

Slide 48 - Tekstslide