W21 -BIO - J2 -M - th6 - bs 3&4

Bs 3 kringlopen 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bs 3 kringlopen 

Slide 1 - Tekstslide

kringloop 
kringloop = Proces waarvan onderdelen steeds terug komen.

Voorb. van kringloop in het dagelijkse leven: 
Het inleveren van plastic flessen voor stadiegeld zorgt ervoor dat de flessen opnieuw worden gebruikt en niet als vuil achterblijven. 

Slide 2 - Tekstslide

De kringloop van water
Water (H2O) komt overal en in verschillende vormen voor
vast, vloeibaar en gasvormig ->

75% van het aardoppervlak bestaat uit water 
&
ongeveer 70% van het menselijk lichaam bestaat uit water 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De kringloop van water 
Water in zeeën en oceanen verdampen door warmte (water is gasvormig) -> water stijgt omhoog -> Hierdoor wordt het water koud -> condensatie vindt hierdoor plaats (gasvormig water verandert in vloeistof) ->water valt neer op aarde in vloeibaar of vaste vorm (regen of sneeuw) -> het water komt in de rivieren terecht en stroomt terug naar de zee/oceaan -> alles begint opnieuw.  

Slide 5 - Tekstslide

In de lucht komt koolstof voor in de vorm van koolstofdioxide.
Planten (producenten) slaan koolstof op in de vorm van glucose.
Een deel van de energierijke stoffen wordt als brandstof gebruikt bij de verbranding. Hierbij ontstaat koolstofdioxide die aan de lucht wordt afgegeven.
Koolstofdioxide uit de lucht wordt met behulp van fotosynthese omgezet in glucose.
Bij planten vindt ook verbranding plaats. Een deel van de door de fotosynthese gemaakte glucose wordt bij verbanding weer verbruikt. 
Hierbij onstaat weer koolstofdioxide in de lucht. 
Bij de verbanding van de energierijke stoffen ontstaat weer koolstofdioxide in de lucht.
Als een plant wordt gegeten door een dier, komen de energierijke stoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten) van de plant in het dier terecht.
Glucose wordt opgeslage in een plantaardige energierijke stoffen:
Koolhydraten, vetten en eiwitten.
Planten kunnen doodgaan. De stoffen in dode resten worden opgenomen door reducenten.
Een deel van plantaardige energierijke stoffen wordt in het dier gebruikt voor de verbranding.

Een ander deel wordt gebruikt als bouwstoffen. De plantaardige energierijke stoffen worden omgezet in dierlijke energierijke stoffen.

Dierlijke energierijke stoffen zijn: koolhydraten, vetten en eiwitten.
Een deel van van de plantaardige stoffen worden niet verteerd in een dier. Deze komen via de uitwerpselen weer buiten. Het dier kan ook sterven. De stoffen in de dode resten en in de uitwerpselen van dieren worden door reducenten opgenomen.
Schimmels en bacteriën (reducenten) gebruiken het grootste deel van de opgenomen energierijke stoffen als brandstof voor de verbranding. 
koolstofkringloop (druk op '+' voor uitleg)

Slide 6 - Tekstslide

Bs 4) populaties
populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaalde gebied samenleven en samen vruchtbare nakomelingen krijgen.
voorb. groepje eenden in het zuiderpark die samen 
een pulletje (baby eend) kunnen krijgen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

populatiegrootte
populatiegrootte: Uit hoeveel organismen een populatie bestaat.



Slide 9 - Tekstslide

populatiegrootte hangt af van biotische en abiotsche factoren 
Biotische factoren:                                       Abiotische factoren:
- Hoeveelheid voedsel                                 - klimaat(licht,lucht,             - Vijanden                                                              warmte, regen enz.)
- Ziekte verwekkers (bacterie/
    virus of schimmel) 

Slide 10 - Tekstslide

biologisch evenwicht 
Populaties worden groot als de invloeden uit de omgeving gunstig zijn. Er is genoeg voedsel, temperatuur is gunstig, weinig vijanden enz. 

Populaties worden klein doordat de invloeden uit de omgeving ongunstig zijn. Er is weinig voedsel, veel vijanden, ziektes, het is te koud enz. 

Slide 11 - Tekstslide

biologisch evenwicht: er is evenwicht tussen organismen

Slide 12 - Tekstslide

optimmumkromme 
Dieren kunnen in bepaalde omstandigheden het best in leven blijven. 
Bijv. Guppy (vissoort) kan het beste in leven blijven tussen 5 en 38 graden. Buiten deze temperaturen gaan de guppys dood. Guppys leven het beste bij 22 graden.

Slide 13 - Tekstslide

optimmumkromme 
Optimumkromme: diagram waarin je af kan lezen wat het minst en het beste overlevingskans is voor een organisme.
optimum: punt waarbij een organisme het beste kan overleven. 

Slide 14 - Tekstslide

Ga via magister naar de online omgeving van bio en maak de opdrachten van bs 3 en 4 



Weet je niet hoe je moet inloggen -> kijk naar de lessonup van week 16. Daar wordt uitgelegd hoe je dit kunt doen . Je docent houdt bij of je de opdrachten (voldoende) maakt.
Succes!

Slide 15 - Tekstslide