3v-w20-les2herhaling-Keuzevoorzetsels-starke Verben

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Lernziele heute:

- ich kann die Wechselpräpositionen (=keuzevoorzetsels) benutzen

- ich wiederhole die starken Verben

Bitte Buch 5 auf den Tisch.

Hausaufgabe war:

Machen in Buch 5 (heute kontrollieren):

- Aufgabe 5, S.13 + Aufgabe 6, S.16

- lernen: Vokabeln, Seite 11 (D-N & N-D)

Hausaufgabe kontrollieren

Was ist das auf Deutsch?

Aufgabe 5, S. 13:

1. Inzwischen gibt der Bräutigam der Braut einen Blumenstrauß.
2.  Alle sind fröhlich und gratulieren dem Brautpaar zur Hochzeit.
3. Das Paar lässt sich scheiden.
4. Sowohl die Kutsche als auch die Torte sind eine Überraschung.
5. Die Stimmung ist gut. Die Gäste singen und tanzen.

A6, S. 14

Dativ (3e) 

Dativ = ergens zijn 

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen

Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 

=> liegen, sein, sitzen, sich befinden, stehen

Akkusativ (4e)

Akkusativ =  ergens heen gaan / plaatsverandering

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie legt die Zeitung auf den Tisch (m). 

=> legen, stellen, setzen

Aantekening

A3, S. 20

+3: 

liegen, sein, sitzen, 

sich befinden, stehen

+4: 

legen, stellen, setzen

Beheers je de grammatica van de keuzevoorzetsels?

Starke Verben

• Je kent de sterke werkwoorden    in de tegenwoordige tijd en verleden tijd

De tegenwoordige tijd 

werkwoorden met e/i wissel en Umlaut wissel (ä, ö, ü)

Sterke werkwoorden

Handout:

2. Versuch...

(= 2e poging)

Beantworte die folgenden Fragen mit dem Handout.

Wanneer treedt er bij de sterke werkwoorden een verandering op?
Bij de ...

1. ich-, du-, er-vorm
2. du-, er-, sie-, es-vorm
3. er- , sie-, es-vorm
4. tweede- en derde- persoon enkelvoud

Man trägt oft Lederhosen auf dem Bierfest in München.

Wer trägt dann die Lederhosen?

Welke vorm heeft het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord

1. ge + stam + t
2. ge + stam (evt. klankverandering) + en

Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:

1. e->ie
2. e-> ee
3. e->i

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert

1. a -> ai
2. a -> au
3. er verandert niets
4. a -> ä

sterke werkwoorden -a/-ä:
Du _______ aber sehr lang.

1. schlafst
2. schlaft
3. schläfst

Het sterke werkwoord helfen
ziet er bij 'er' als volgt uit:

1. helft
2. hilft
3. hielft
4. helfe

het sterke werkwoord lesen ziet er bij du als volgt uit:

1. lest
2. liest
3. list
4. lesst

sterke werkwoorden -a/-ä:
Er ______ mit dem Zug.

1. fahrt
2. fahrtet
3. fährt
4. fährst

Übung macht den Meister!

quizizz.com

Beheers je de grammatica van de sterke werkwoorden?

Selbständig machen diese Woche:

A.3, S.20 + A.7 und 8, S.22 + A.9, S.23

Lernen diese Woche:

Wechselpräpositionen A.3, S.19-20 

& Redemittel Fragen & Antworten (S.19)