Week 45_maandag_stillezen_poezie_pitchen_voorlezen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik
Stillezen
Poëzie 'samen oefenen'
Poëzie 'zelfstandig werken'
Evalueren
Pauze
Poëzie 'zelfstandig afmaken gedicht & tekening' 
Pitchen tijdens een speeddate
Voorlezen
Evalueren
Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat ging goed?
- goede werkhouding
- goede luisterhouding
- super concentratie tijdens de schrijftoets
- goed gebruik van eigen naam bij LessonUp

Wat hebben we geleerd?
- schrijven van een nieuwsbericht

Wanneer worden de nieuwsberichten nagekeken?
- deze week

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Poëzie
Lesdoel

Je kunt figuurlijk taalgebruik in gedichten herkennen.
Je kunt enkele kenmerken van een gedicht opnoemen en herkennen.
Je maakt kennis met het maken van een gedicht.
Je kunt samenwerken in tweetallen.


Slide 5 - Tekstslide

Gedicht van Kees Stip
Op een konijn

Bij Noordwijk zwom een nat konijn
Temidden van een school tonijn,
‘Tja’, sprak het beest, ‘dat tomt er van
Als men de ta niet zeggen tan.’


Slide 6 - Tekstslide

Wat is een school tonijn? regel 2
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Antwoord:

een school (= groep) tonijn (= vissoort)





Slide 8 - Tekstslide

Welk beest spreekt in regel 3?
timer
0:30
A
tonijn
B
konijn

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord:

Het konijn is aan het woord. Want het beest kan de 'k' van zijn eigen naam niet uitspreken.




Slide 10 - Tekstslide

Hoe komt het dat het konijn (regel 1) tussen de tonijn zwemt?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Antwoord:

Misschien heeft het konijn de weg gevraagd, of gevraagd waar het dier 'konijnen' kon vinden. Omdat het de 'k' niet uit kan spreken, is het tussen tonijnen terechtgekomen.



Slide 12 - Tekstslide

Welke woorden rijmen? Noem ze allebei.
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Antwoord:

konijn – tonijn
van – tan




Slide 14 - Tekstslide


Wat is eindrijm in dit gedicht?

Op een konijn

Bij Noordwijk zwom een nat konijn
Temidden van een school tonijn,
‘Tja’, sprak het beest, ‘dat tomt er van
Als men de ta niet zeggen tan.’


Slide 15 - Tekstslide


Wat is een strofe?

Het  gedicht : 'Meisje van de zee' heeft verschillende strofes. Wat is een strofe?


Slide 16 - Tekstslide

Beeldspraak
Een gedicht hoeft niet altijd te rijmen. Je kunt ook herhaling van woorden/zinnen gebruiken. In gedichten komen vaker figuurlijk gebruikte woorden voor dan in gewone teksten. Soms zegt een dichter niet letterlijk wat hij bedoelt, maar gebruikt hij beelden.

Op zondag is de stad een groot aquarium.
Het licht stroomt er als vuilgeel water binnen.
(Hanny Michaelis)

Slide 17 - Tekstslide

In tweetallen en zelfstandig
Lees de tekst 'Meisje van de zee' en beantwoord de vragen. Schrijf de antwoorden in je schrift of in een word document.
1. Wat is het onderwerp van dit gedicht?
2. Wat gebeurt er met het meisje in strofe 4 en 5?
3. Heeft Marie Lieve de ik-persoon letterlijk of figuurlijk meegenomen? Leg uit.
4. Geef minstens 2 voorbeelden van een eindrijm. 

Ben je klaar met  de tekst? Ga zelfstandig aan de slag met een gedicht over een fantasiefiguur. Denk aan paardmens, zeemeermin, (tuin)kabouter, dwerg etc. Maak er een tekening bij. Je mag eerst voorbeelden zoeken op internet. 

Ben je klaar met jouw eigen gedicht? Ga naar  http://ichthus1vwo.weebly.com/ en vervolgens naar Poëzie.
Je gaat vervolgens naar deze link: https://maken.wikiwijs.nl/113209/Po_zie_jaarlaag_1 

Bedenk het volgende:
1. Wat weet ik al? 
2. Wat wil ik voor de volgende week extra oefenen? Ga alvast aan de slag met de opdrahten.



Slide 18 - Tekstslide

Poëzie
Lesdoel behaald?

Je kunt figuurlijk taalgebruik in gedichten herkennen.
Je kunt enkele kenmerken van een gedicht opnoemen en herkennen.
Je maakt kennis met het maken van een gedicht.
Je kunt samenwerken in tweetallen.


Slide 19 - Tekstslide

Wat ging goed? 
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat ga je doen?
1. Je maakt het gedicht af.
2. Een paar gaan we klassikaal beluisteren.

Slide 22 - Tekstslide

Speeddaten
  1. Je vertelt 1 minuut over je boek. 
  2. Je luistert 1 minuut naar een ander zijn of haar boek. 
  3. 1 rij schuift door
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

Voorlezen

Slide 24 - Tekstslide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 25 - Tekstslide

We gaan aan de slag met kijken, spreken en luisteren.

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Quizlets oefenen (elke dag minimaal 5 min)
  • Neem een leesboek mee.

Let op: score nog niet oefenen, gaat misschien veranderen.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoord:

1 De 'ik' is verliefd op een meisje, dat een zeemeermin blijkt te zijn.
2.Mare Lieve van der Zee verdwijnt en laat haar benen achter. Er is geen ongeluk gebeurd, maar zij heeft haar benen ingeruild voor een vissenstaart. Zij is immers een zeemeermin.
3 Dat is figuurlijk gebruikt: zij neemt hem niet letterlijk mee, maar als zij weggezwommen is, gaat hij varen en kan hij de zee (waarin zij verdwenen is) niet meer missen.
4 Voorbeelden van eindrijm: klas / was; zon / kon.





Slide 27 - Tekstslide