20211209 VEPL420AH niveau 4 leerjaar 2 2v3 Spelling – Aaneenschrijven en tussenklanken

Nederlands
VEPL420AH
09 december 2021
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
VEPL420AH
09 december 2021

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. TOETS 1: LEZEN (28-10) en herkansing (02-12)
  2. TOETS 2: SPELLING, GRAMMATICA & DICTEEWOORDEN: 20-01-2022.
  3. TOETS 3: STIJL: april 2022.
  4. TOETS 4: WERKWOORDSPELLING GECOMBINEERD: juni 2022.








Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Meervoudsvormen & hoofdletters.
  • Aaneenschrijven en tussenklanken.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
VIA Handboek pagina 47 - 50

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
  • God
  • Bijbel

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters: Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Een woord dat is afgeleid van een heilig begrip krijgt geen hoofdletter.
  • Hij ziet er goddelijk uit.
  • Er ligt een bijbel op het nachtkastje.

Slide 16 - Tekstslide

Meervoudsvormen
VIA Handboek pagina 50 - 53


Slide 17 - Tekstslide

enkelvoud + en = meervoud
Bij veel zelfstandige naamwoorden maak je het meervoud door er 'en' achter te zetten.
  • een stoel - twee stoelen
  • een paard - twee paarden
  • een punt - twee punten

Slide 18 - Tekstslide

Een boek - twee ...
A
Boeken
B
Boeks

Slide 19 - Quizvraag

aa/ee/oo/uu + 1 medeklinker: één klinker verdwijnt
Als het enkelvoud een lange klinker (aa, ee, oo, uu) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, verdwijnt een van die klinkers.
  • een aap - twee apen
  • een beek - twee beken
  • een muur - twee muren

Slide 20 - Tekstslide

Een boot - twee ....
A
Boten
B
Booten
C
Botten
D
Bootten

Slide 21 - Quizvraag

a/e/i/o/u + 1 medeklinker: medeklinker extra
Als het enkelvoud een korte klinker (a, e, i, o, u) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, komt er vaak een medeklinker bij om de klank van die klinker kort te houden:
  • een bak - twee bakken
  • een hek - twee hekken
  • een pil - twee pillen

Slide 22 - Tekstslide

Een bos - twee .....
A
Bosen
B
Bossen
C
Boosen
D
Boossen

Slide 23 - Quizvraag

s wordt vaak z

Als het enkelvoud eindigt op een s, wordt de s vaak een z in het meervoud:
  • een baas - twee bazen
  • een wees - twee wezen
  • een roos - twee rozen

Slide 24 - Tekstslide

f wordt vaak v
 Als het enkelvoud eindigt op een f, wordt de f vaak een v in het meervoud:
  • een graaf - twee graven
  • een zeef - twee zeven

Slide 25 - Tekstslide

Een stoof - twee .....
A
Stofen
B
Stoven
C
Stoofen
D
Stooven

Slide 26 - Quizvraag

Meervoud op -s​
  • -s vast aan het woord schrijven, ook na e, é, eau en ui: etalages, logés, cadeaus. ​
  • De -s kan eraan vast, geen verwarring met uitspraak!​
  • Wel verwarring met uitspraak: gebruik de apostrof ’s: taxi’s, baby’s.​
  • Ook ’s na afkortingen die je ook echt als afkorting uitspreekt: cd’s, tv’s, bv’s.​

Slide 27 - Tekstslide

Een etui - twee ....
A
Etuis
B
Etui's

Slide 28 - Quizvraag

Een accu - twee ....
A
Accus
B
Accu's

Slide 29 - Quizvraag

Een tv - twee .....
A
tvs
B
tv's

Slide 30 - Quizvraag

Bezits-s
S aan de naam vast
Als de slotklank van de naam er geen last van heeft, schrijf je de s er gewoon aan vast:
  • het huis van Henk - Henks huis
  • de tas van Ruud - Ruuds tas
  • de auto van René - Renés auto

Slide 31 - Tekstslide

Bezits-s
Apostrof + s achter de naam
Als de naam eindigt op een klinker waarvan de klank zou veranderen als je er een s aan vastplakt, gebruik je een apostrof:
  • het boek van Anja - Anja's boek
  • de vriend van Otto - Otto's vriend
  • het haar van Romy - Romy's haar

Slide 32 - Tekstslide

Bezits-s
Alleen apostrof, geen s
Als de naam eindigt op een s of een andere hoorbare sisklank, zet je alleen een apostrof achter de naam:
  • de fiets van Kees - Kees' fiets
  • het gezicht van Truus - Truus' gezicht
  • het beleid van Fernandez - Fernandez' beleid

Slide 33 - Tekstslide

De hand van Lex - ..... hand
A
Lexs
B
Lex's
C
Lex'

Slide 34 - Quizvraag

De auto van Tanja - ..... auto
A
Tanjas
B
Tanjas'
C
Tanja's

Slide 35 - Quizvraag

De trui van Hennie - ..... trui
A
Hennies
B
Hennie's
C
Hennies'

Slide 36 - Quizvraag

Latijnse uitgangen
  • Een neerlandicus - twee neerlandici
  • Een datum - twee data
    een collega - twee collegae (ook: collega's)
  • een collega - twee collegae (ook: collega's)

Slide 37 - Tekstslide

Een chemicus - twee ......
A
Chemici
B
Chemica
C
Chemicussen

Slide 38 - Quizvraag

Zelfwerktijd: aaneenschrijven en tussenklanken
                                                                                     VIA Werkboek 3F:                   VIA Handboek:
                                   
Aaneenschrijven en tussenklanken:          niks                                               Pagina 47-62.

 
Studiemeter > Lesmateriaal > ViaStarttaal Online > 3F > Spelling > Aaneenschrijven en tussenklanken:
                                                               
                                                                                                         oefening 1 tot en met 5 + OEFENTOETS
                                                                                                           
  
                          
              








Slide 39 - Tekstslide

Terugblik
  • Meervoudsvormen & hoofdletters.
  • Aaneenschrijven en tussenklanken.

Slide 40 - Tekstslide

Planning
  1. TOETS 1: LEZEN (28-10) en herkansing (02-12)
  2. TOETS 2: SPELLING, GRAMMATICA & DICTEEWOORDEN: 20-01-2022.
  3. TOETS 3: STIJL: april 2022.
  4. TOETS 4: WERKWOORDSPELLING GECOMBINEERD: juni 2022.








Slide 41 - Tekstslide