In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat verwacht je te hebben gehaald voor de toets?
A
Een onvoldoende
B
Tussen de 5,5 en 6,5
C
Tussen de 6,5 en 8
D
Hoger dan een 8
Slide 1 - Quizvraag
Vandaag
Welkom
Lesdoelen - 5 min
Introductie P3: het verhoudingsvraagstuk - 15 min
Aan de slag met 9.1 en 9.2 - 30 min
Terugblik en einde les - 10 min
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met “politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk”.
Je weet wat we deze periode gaan doen, wat er van je verwacht wordt en wat je hier al over weet.
Je hebt een start gemaakt met 9.1 en 9.2.
Slide 3 - Tekstslide
Periode 3 - Verhouding
Ga naar de site en download het iBook (Periode 3 --> Leermiddelen)
We sluiten de periode af met een toets over hoofdstuk 9 (politieke veranderingen) en hoofdstuk 10 (sociale veranderingen).
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met “politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk”
Je weet wat we deze periode gaan doen, wat er van je verwacht wordt en wat je hier al over weet.
Je hebt een start gemaakt met 9.1 en 9.2.
Slide 6 - Tekstslide
Macht Democratisering Representatie Rechtssaat
Liberalisme
Represenativiteit
Revolutie
Gezag
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met “politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk”
Je weet wat we deze periode gaan doen, wat er van je verwacht wordt en wat je hier al over weet.
Je hebt een start gemaakt met 9.1 en 9.2.
Slide 8 - Tekstslide
Aan de slag
9.1 Revoluties
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met “politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk”.
Je kunt uitleggen hoe de ontwikkeling van de natiestaat leidde tot externe en interne conflicten en welke veranderingen in machtsverhoudingen hierdoor zijn ontstaan.
Maak opdracht 1
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
9.2 Gezag, representatie en representativiteit
Je kunt het verschil tussen macht en gezag uitleggen en aangeven op basis waarvan iemand gezag kan hebben.
Je kunt het verband tussen gezag en interne soevereiniteit in een staat toelichten.
Je kunt het verschil tussen representatie en representativiteit uitleggen.
Je kunt de verschillende onderdelen van representativiteit noemen, uitleggen en herkennen.
Je kunt de visie op representatie en representativiteit volgens het afspiegelingsmodel, het rolmodel en het partijenmodel uitleggen en van elkaar onderscheiden.
Maak opdracht 2, 3 en 4.
Slide 10 - Tekstslide
Terugblik
Sneeuwstorm
Schrijf op een blaadje in een zin op wat je vandaag hebt geleerd. Als je klaar bent maak je een propje van je blaadje.
3, 2, 1… gooi allemaal tegelijk je propje in de lucht.