In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bas 6 - Aanpassingen bij planten
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhaling (11 stuks)
Theorie (10 min)
Aantekening
Opdrachten
Slide 2 - Tekstslide
Schutkleur van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een aanpassing van dieren aan hun omgeving?
A
Een giraffe heeft lange poten om snel te kunnen rennen.
B
Een leeuw heeft grote oren om beter te kunnen horen.
C
Een ijsbeer heeft een dikke vacht om warm te blijven.
D
Een vogel heeft veren om te kunnen zwemmen.
Slide 4 - Quizvraag
Sommige dieren hebben in de winter een dikke vacht. Deze dieren zijn goed aangepast aan het leven in de kou. Is de dikke vacht een aanpassing aan een abiotische factor, een biotische factor of een aanpassing aan zowel een biotische als een abiotische factor?
A
alleen aan een biotische factor
B
alleen aan een abiotische factor
C
zowel aan een abiotische factor als aan een biotische factor
Slide 5 - Quizvraag
Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.
Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet deze snavel?
A
kegelsnavel
B
pincet snavel
C
priemsnavel
D
haaksnavel
Slide 8 - Quizvraag
Wat voor soort snavel is dit?
A
zeefsnavel
B
pincetsnavel
C
platte snavel
D
kegelsnavel
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor snavel heeft deze Tureluur?
A
Haaksnavel
B
Zeefsnavel
C
Pincetsnavel
D
Kegelsnavel
Slide 10 - Quizvraag
Wat voor "ganger" is dit dier?
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger
D
kuitganger
Slide 11 - Quizvraag
Wat voor 'ganger' is een hert?
A
topganger
B
teenganger
C
zoolganger
D
hoefganger
Slide 12 - Quizvraag
Dit dier is een .....ganger.
A
zoolganger
B
topganger
C
teenganger
D
hoefganger
Slide 13 - Quizvraag
LEERDOELEN
- Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Slide 14 - Tekstslide
Aanpassingen planten
- Hoeveelheid huidmondjes (Koolstofdioxide opnemen en afgeven zuurstof en waterdamp)
- Oppervlakte bladeren
- Haren op bladeren
- Wortelstelsel
Slide 15 - Tekstslide
Aanpassing plant bij een droge omgeving
Diepe wortels/breed wortelstelsel
Kleine/geen bladeren
Waslaagje
Haren of stekels tegen de zon
Soms wateropslag in stengel of bladeren
Weinig huidmondjes
Slide 16 - Tekstslide
Aanpassingen planten aan een vochtige omgeving
Veel huidmondjes.
Bladeren groot, dun en bedekt met dunne waslaag.
Moeras- en oeverplanten hebben luchtkanalen in stengels.
Waterplanten hebben geen huidmondjes (waterpest), of aan bovenzijde blad (lelie).
Slide 17 - Tekstslide
Aanpassingen plant vochtig milieu
Bladeren zijn:
groot
kaal
dun
dun waslaagje
veel huidmondjes
Slide 18 - Tekstslide
Aanpassingen aan licht
Zonneplanten : Groeien bij veel licht
Schaduwplanten: Groeien het best bij weinig licht
Slide 19 - Tekstslide
Licht
Schaduwplanten Zonplanten
Slide 20 - Tekstslide
Klimplanten
Slide 21 - Tekstslide
aantekening
huidmondje: Kleine opening in de opperhuid van bladeren waardoor de plant stoffen kan opnemen en afgeven aan de lucht.
luchtkanaal: Kanalen in de stengels van waterplanten om zuurstof naar de wortels te brengen.
waslaagje: Laagje vetachtige stof op de bladeren van planten dat verdamping tegengaat.