Les 9 (16/10)

Welkom Clara!
1 / 74
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Enseignement Secondaire

In deze les zitten 74 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom Clara!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Introductie
herhalen klanken (repeat sounds)
+ nieuw: klanken in werkwoorden
Nieuw! Tegenstellingen
Herhalen woorden - repeat words








Slide 2 - Tekstslide

Starten
Hoe gaat het met jou?
Wat is het voor weer vandaag?
Welke dag is het?

Slide 3 - Tekstslide

korte - lange klank
a - aa
e - ee
o - oo
u - uu
i

Slide 4 - Tekstslide

korte klank
lange klank

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Lange klank of korte klank?
slaap
A
lange klank
B
korte klank

Slide 7 - Quizvraag

Lange klank of korte klank?
kat
A
lange klank
B
korte klank

Slide 8 - Quizvraag

Lange klank of korte klank?
boot
A
lange klank
B
korte klank

Slide 9 - Quizvraag

Lange klank of korte klank?
ziek
A
korte klank
B
lange klank

Slide 10 - Quizvraag

h...s
A
ui
B
a
C
aa
D
ee

Slide 11 - Quizvraag

d...k
A
a
B
aa
C
eu
D
ui

Slide 12 - Quizvraag

z...n
A
a
B
aa
C
o
D
oo

Slide 13 - Quizvraag

r...m
A
a
B
aa
C
eu
D
ui

Slide 14 - Quizvraag

b...m
A
eu
B
ui
C
o
D
oo

Slide 15 - Quizvraag

b...m
A
o
B
oo
C
a
D
aa

Slide 16 - Quizvraag

Lange klanken aan het eind
Ga je zo of nu met me mee?

Een lange klank aan het einde van het woord schrijf je met één letter. Behalve de ee, die schrijf je met twee!


Slide 17 - Tekstslide

Klinkers en werkwoorden
a,e,o,u,i en y 

Als ze lang klinken, schrijf je soms twee klinkers: aa, ee, oo


Slide 18 - Tekstslide

WERKWOORDEN
• Wat is een werkwoord?
  •  Een werkwoord zegt wat iemand doet.

Voorbeeld: Ik kom naar school.
WAT IS HIER HET WERKWOORD?

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden
• Ik kook soep.
• Jij schrijft een brief.
• Hij gaat naar school.

Slide 20 - Tekstslide

Vul het werkwoord in
1. Ik ____ (komen) morgen naar school.
2. Jij ____ (koken) soep.
3. Hij ____ (zeggen) iets tegen mij.
4. Wij ____ (schrijven) in ons schrift.
5. Jullie ____ (zijn) op tijd.
6. Zij ____ (wonen) in Amsterdam.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Lange en korte klanken
Lange klank: hoor je langer. Bijvoorbeeld:
aa in maan, ee in beet
Korte klank: hoor je kort. Bijvoorbeeld:
a in man, e in bed
Welke klinker klinkt lang? Welke kort?
boom / vis / roos / bed

Slide 23 - Tekstslide

Maak zelf woorden met de juiste klinker
Woord met a: _____
Woord met e: _____
Woord met u: _____
Woord met i: _____
Woord met y: _____

Slide 24 - Tekstslide

https://wordwall.net/nl/resource/58204392/ik-vorm-van-een-werkwoord-de-stam-korte-klank-lange-klank

https://wordwall.net/nl/resource/91492005/korte-en-lange-klanken

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoorden lange klank

Slide 26 - Tekstslide

Wonen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 27 - Quizvraag

Spelen
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 28 - Quizvraag

Pakken
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 29 - Quizvraag

Ruiken
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 30 - Quizvraag

Spellen
Hier hoor je een _____ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 31 - Quizvraag

Eisen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 32 - Quizvraag

Schrijven
Hier hoor je een _______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 33 - Quizvraag

Lezen
Hier hoor je een ______ klank.
A
korte
B
lange
C
twee

Slide 34 - Quizvraag

De stam van spreken is _______
A
sprek
B
spreek
C
sprekk
D
sspreek

Slide 35 - Quizvraag

Het hele werkwoord is wonen. Wat is de stam?

Slide 36 - Open vraag

De stam 
De stam is het hele werkwoord -en.
Bij een lange klank, plak je er dus nog een klinker aan vast. De stam van wonen is won, maar de ik-vorm is woon.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van wonen?
A
ik won
B
ik woon
C
ik wonnen
D
ik wonen

Slide 38 - Quizvraag

Hij _______ in Nederland.

Slide 39 - Open vraag

Jullie ______ in Tilburg.

Slide 40 - Open vraag

Ansaer ______ in Tilburg.

Slide 41 - Open vraag

Mohamad en Yemen _______ in Brabant.

Slide 42 - Open vraag

Het hele werkwoord is spreken. Wat is de stam?

Slide 43 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van spreken?
A
ik spreken
B
ik spreeken
C
ik spreek
D
ik sprek

Slide 44 - Quizvraag

Ik _______ Nederlands.

Slide 45 - Open vraag

Armando _______ Roemeens.

Slide 46 - Open vraag

De leerlingen ________ goed Nederlands.

Slide 47 - Open vraag

De docenten _______ Nederlands.

Slide 48 - Open vraag

Het hele werkwoord is maken. Wat is de stam?

Slide 49 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van maken?
A
ik mak
B
ik maken
C
ik maak
D
ik maaken

Slide 50 - Quizvraag

Ik ______ de opdracht.

Slide 51 - Open vraag

Wij ______ een appeltaart.

Slide 52 - Open vraag

De leerlingen ______ een pizza.

Slide 53 - Open vraag

Zij ______ haar huiswerk.

Slide 54 - Open vraag

Het hele werkwoord is leren. Wat is de stam?

Slide 55 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van leren?
A
ik leer
B
ik leren
C
ik ler
D
ik lerren

Slide 56 - Quizvraag

Ik ______ voor mijn toets.

Slide 57 - Open vraag

Hij _______ voor zijn examen.

Slide 58 - Open vraag

Wij ______ Nederlands.

Slide 59 - Open vraag

De docent ______ Grieks.

Slide 60 - Open vraag

Werkwoorden met een lange klank

Slide 61 - Woordweb

Tegenstellingen - A1

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

lang - kort
groot - klein

Slide 64 - Tekstslide

dik - dun
koud - warm

Slide 65 - Tekstslide

vol - leeg
schoon - vies

Slide 66 - Tekstslide

blij - verdrietig
snel - langzaam

Slide 67 - Tekstslide

Sleep de woorden naar hun tegenstelling.
groot
kort
dun
koud
jong
lang
dik
warm
klein
oud

Slide 68 - Sleepvraag

Deze olifant is klein.
A
waar
B
niet waar

Slide 69 - Quizvraag

Dit glas is vol
A
waar
B
niet waar

Slide 70 - Quizvraag

Deze jongen is blij.
A
waar
B
niet waar

Slide 71 - Quizvraag

Vul de tegenstelling in:
1. De giraf is niet klein maar ...
2. Het water is niet warm maar ...
3. De auto rijdt niet langzaam maar ...

Slide 72 - Open vraag

Maak 3 zinnen met tegenstellingen:
1. Over je klaslokaal
2. Over je huis
3. Over je favoriete dier

Slide 73 - Open vraag

Les 9 (16/10)

Slide 74 - Tekstslide