Herhaling PW H9

Herhaling les
Voor PW Hoofdstuk 9
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling les
Voor PW Hoofdstuk 9

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan 
Wat gaan we doen?

  1. leerdoelen doornemen paragraaf
  2. Lesstof doornemen
  3. Oefenvragen maken

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 9.1 Ongezond
  1. Wat houdt een levensstijl in
  2. Welke invloed heeft een levensstijl op jouw gezondheid
  3. Wat zijn genotsmiddelen
  4. Wat is het effect van alcohol op je gezondheid
  5. Je kan drie schadelijke stoffen benoemen in sigaretten
  6. Je kan de effecten van die stoffen benoemen
  7. Je kan de werking en effecten van drugs beschrijven

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een leefstijl
Leefstijl: al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, werk, bewegen en ontspannen

Slide 4 - Tekstslide

wat is gezond?
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

Noem 3 dingen die invloed hebben op jouw gezondheid

Slide 6 - Open vraag

Noem 4 genotmiddelen

Slide 7 - Open vraag

Wat is het effect van alcohol op je gezondheid
In alcoholische dranken zit alcohol dat effect heeft op verschillend organen.

- verdooft hersenen
- blijvende schade aan organen
- verslavend

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een lange termijn effect van alcohol
A
duizeligheid
B
zintuigen raken verdoofd
C
beschadiging van organen
D
knock-out gaan

Slide 9 - Quizvraag

Schadelijke stoffen sigaretten
1. Teer: blijft aan de binnenkant vastplakken van je longen,     beschadigt de longblaasjes, kankerverwekkend
     
2. Nicotine: verslavende stof

3. Koolmonoxide: neemt de plaats van zuurstof in, je conditie                                             gaat achteruit

Slide 10 - Tekstslide

Drugs
Definitie van drugs; 
Drugs zijn stoffen die het bewustzijn beïnvloeden en om die reden ingenomen worden 
Je kan de werking en effecten van drugs beschrijven
Drugs heeft effect op hoe jij de wereld beleeft. 
- zien
- horen
- ruiken
- proeven 
Blowen; versterkt stemming,
beter of slechter voelen

Slide 11 - Tekstslide


De werking van koolmonoxide is
A
beschadigd je longen
B
je krijgt minder zuurstof binnen
C
je raakt verslaafd
D
je krijgt kanker

Slide 12 - Quizvraag

van Nicotine
A
word je sneller moe
B
Ga je erg hoesten
C
voel je geen honger
D
raak je verslaafd

Slide 13 - Quizvraag

Wat doet teer in een sigaret met je lichaam?
A
Verslavend
B
Kan kanker veroorzaken
C
Krijgt slechtere conditie

Slide 14 - Quizvraag

Paragraaf 9.2 Goed geregeld
  1. Je kan uitleggen wat je 'lichaam constant houden' betekent
  2. Je kan uitleggen op welke 2 manieren je lichaam constant blijft.
  3. Je kan uitleggen wat uitscheidingsorganen zijn
  4. Je kan benoemen wat uitscheidingsorganen uitscheiden
  5. Je kan de route van afvalstoffen door de nieren benoemen.
  6. Je kan uitleggen hoe jouw lichaam glucose in het bloed constant houdt. (extra)

Slide 15 - Tekstslide

Je lichaam constant houden
Je lichaam is de hele dag bezig zich zelf in balans te houden. 
Niet te veel en niet te weinig van een stof in het bloed. 
1. te veel stoffen verwijderen
2. te weinig stoffen aan vullen


Slide 16 - Tekstslide

Wat is uitscheiden?
A
Verwijderen van afvalstoffen
B
In- en uitademen
C
Plassen en poepen
D
Zweten

Slide 17 - Quizvraag

4 uitscheidingsorganen
Huid                                              longen
zweet water en zouten uit
ademt koolstofdioxide en waterdamp uit

Slide 18 - Tekstslide

Uitscheidingsorganen
Nieren                             lever
Filtert afvalstoffen uit het bloed, scheidt uit door te plassen
Voorbeelden:
1. stoffen uit lever
2. kleurstoffen
3. zouten, vitamines en water
Breekt gevaarlijke stoffen (alcohol, medicijnen) af tot niet gevaarlijke stoffen

Slide 19 - Tekstslide

Tekst
Tekst
Uitscheidingsorganen
Koolstofdioxide en water
medicijnen
alcohol
afvalstoffen
Zouten
water
Water, zouten, overtollige vitaminen, afvalstoffen

Slide 20 - Sleepvraag

werking nieren
Via je nierslagaders komt er bloed met afvalstoffen in je nieren. De nieren zuiveren het bloed en halen de afvalstoffen eruit. De afvalstoffen samen met water vormen urine.
Blaas slaat urine tijdelijk op → via urinebuis uit lichaam
Tekst

Slide 21 - Tekstslide

Waar wordt urine tijdelijk opgeslagen.
A
blaas
B
leider
C
buis
D
nieren

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag
Mindmap: 9.1 + 9.2

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 9.3 je huid
Je kan de onderdelen van de huid benoemen
Je kan de taak van de onderdelen uitleggen.
Je kan uitleggen wat de huid doet om warmte vast te houden.
Je kan uitleggen wat de huid doet om af te koelen.
Je kan uitleggen hoe jij lichaam wonden dicht en waarmee
Je kan uitleggen waarom UV-straling schadelijk is
Je kan uitleggen hoe jouw huid je beschermt tegen UV-straling.

Slide 24 - Tekstslide

De huid
De huid is een orgaan, het bestaat uit verschillende weefsels. Omdat de huid grenst met de omgeving, zitten er veel zintuigen in de huid.

De huid heeft verschillende lagen...
  • de opperhuid
  • de lederhuid
  • Onderhuidsbindweefsel

Slide 25 - Tekstslide

Lagen van de huid
Sleep het antwoord naar het juiste vakje
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel

Slide 26 - Sleepvraag

Hoe is je huid opgebouwd?
  1. Opperhuid= bovenste laag bestaat uit hoornlaag en kiemlaag
  • hoornlaag: dode cellen
  • kiemlaag: maakt steeds nieuwe cellen

Slide 27 - Tekstslide

Hoe is je huid opgebouwd?
2. Lederhuid= middelste laag
In de lederhuid zitten:
haarzakjes
talgkliertjes
zweetklieren
zintuigen
bloedvaatjes(voorzien huid van stoffen)

Slide 28 - Tekstslide

Hoe is je huid opgebouwd?
3. Onderhuids bindweefsel= onderste laag
Hierin lopen bloedvaatjes en zenuwen en is er vet opgeslagen.
Vet isoleert tegen de kou.

Slide 29 - Tekstslide

Onderdelen van de huid
bloedvat
Haar
Haarspiertje
Hoornlaag
vetweefsel
Zweetklier
Talgklier

Slide 30 - Sleepvraag

Afkoelen/opwarmen
1. Afkoelen: bloedvaten worden wijder, huid wordt rood/warm, warmte uit bloed naar omgeving. Zweet verdampt waardoor je afkoelt.
2. Verwarmen:
- bloedvaten worden nauwer, huid wordt bleker, warmte blijft in het lichaam. 
- door rillen (bewegen van spieren) komt warmte vrij.

kippenvel: haartjes gaan rechtop staan, 

Slide 31 - Tekstslide

Wat gebeurt er wanneer de warmte- en koudezintuigen in je huid voelen dat je lichaam afkoelt / opwarmt?
Afkoelen
Opwarmen
Bloedvaten verwijden
Bloedvaten vernauwen
Je gaat rillen
Je gaat zweten

Slide 32 - Sleepvraag

Hoe gaat een wondje dicht?
Je huid beschermt tegen vuil en ziekteverwekkers.

Een wond wordt zo snel mogelijk dicht gemaakt door de bloedplaatjes; bloedstolling

Je krijgt een korstje op de wond. Daaronder geneest de huid.


Slide 33 - Tekstslide

Hoe gaat een wondje dicht?
Bloedstolling gebeurt in stappen:
1. Bloedplaatjes gaan naar het wondje.
2. Bloedplaatjes maken kleverige draden.
3. Rode bloedcellen blijven in de kleverige draden hangen.
4.De kleverige draden en rode bloedcellen drogen samen 
op tot een korstje. Er kan dan geen bloed meer uit het wondje
 komen.
5. De huid geneest en het korstje valt af.

Slide 34 - Tekstslide

Bescherming tegen zonlicht
Ultraviolette straling (uv-straling) → kan je huid beschadigen(verbranden) 

Cellen in de kiemlaag maken kleine korreltjes bruine kleurstof: pigment. 

Pigment:  zorgt dat de uv-straling minder diep je huid kan binnendringen.
Donkere huid: maakt veel pigment
Lichte huid: maakt weinig pigment

Slide 35 - Tekstslide

9.4 
Je kan uitleggen hoe je ziek wordt
Je kan uitleggen hoe je een verkoudheid of griep krijgt
Je kan uitleggen hoe je weer beter wordt
Je kan uitleggen waarom je soms wordt ingeënt
Je kan uitleggen hoe een ontstoken wondje geneest

Slide 36 - Tekstslide

Hoe word je ziek?
Ziekteverwekkers zijn bacteriën en virussen waar je ziek van wordt.
Ziekteverwekkers komen je lichaam binnen via je mond, neus, vagina, of penis of via een wondje.
Als de ziekteverwekkers binnengedrongen zijn, heb je een besmetting of infectie.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe krijg je verkoudheid/griep
Bij verkoudheid is het slijmvlies van neus en keel opgezwollen.
Bij griep is je hele lichaam ziek.
Je kunt op twee manieren besmet raken:
1 je ademt het virus in
2 je brengt het virus via je handen naar je mond

Slide 38 - Tekstslide

Hoe word je beter?
Er komt een ziekteverwekker in je lichaam.

De ziekteverwekker vermeerdert zich en je wordt ziek.
De witte bloedcellen gaan afweerstoffen tegen de ziekteverwekker maken. Je ziet dit in bron 6.
De afweerstoffen doden de ziekteverwekkers en je wordt weer beter.


Slide 39 - Tekstslide

Wie zorgen ervoor dat je weer beter wordt?
A
Bloedplasma
B
Etter
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 40 - Quizvraag

Welke ziekteverwekkers kennen we?
A
Bacteriën
B
Griep
C
Virussen
D
Schimmels

Slide 41 - Quizvraag

Waarom word je soms ingeënt?

Om infectieziekten te voorkomen, kun je je laten inenten. Een ander woord voor inenten is vaccineren

Je bent immuun als je witte bloedcellen snel afweerstoffen maken, zodat je niet ziek wordt van een ziekteverwekker.
Je bent immuun nadat je een ziekte een keer gehad hebt of na inenting tegen de ziekte.

Bij een inenting (vaccinatie) krijg je verzwakte of dode ziekteverwekkers in je bloed.


Slide 42 - Tekstslide

Hoe noem je het als je niet meer ziek wordt van een ziekteverwekker?

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Video

Hoe geneest een wondje?

Leer bron 9.
Bij een ontstoken wond doen witte bloedcellen twee dingen:
1 Eerst sluiten ze de de binnengedrongen bacteriën in.
2 Daarna verteren ze de bacteriën.
In een wond ontstaat pus of etter: dode witte bloedcellen, verteerde bacteriën en de resten van kapotte huidcellen.




Slide 45 - Tekstslide

Aan de slag
Mindmap 9.3 + 9.4

Slide 46 - Tekstslide