natuurkunde P2 licht 3hv

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke opdrachten uit 2.1 vond je moeilijk?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Is dit een positieve of negatieve lens?
A
Positief
B
Negatief

Slide 5 - Quizvraag

Afkorting voor brandpunt
A
f
B
F
C
b
D
B

Slide 6 - Quizvraag

Als de brandpunt afstand groot is, betekent het dat...
A
... het een sterke lens is
B
... het een zwakke lens is

Slide 7 - Quizvraag

De brandpuntafstand van een lens is 14,5 cm. Wat is de sterkte van de lens?

Slide 8 - Open vraag

Je krijgt een loep van de docent. Als je ervan uit gaat dat de lichtstralen van de tl lampen evenwijdig op de lens van de loep vallen, wat is dan de sterkte van deze lens?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Neem over en bepaal het beeldpunt van de lamp

Slide 11 - Tekstslide

Op hoeveel cm vanaf de lens komt het beeldpunt?

Slide 12 - Open vraag

Stappen:
1. Teken lens met hoofdas en brandpunt (F)
2. Voorwerp en pijl V1 V2 juiste afstand.
3. Twee constructiestralen, B1 waar stralen samen komen.
4. Beeld B1 B2
Beeld ondersteboven.

Slide 13 - Tekstslide

Afmaken van de weektaak
  • Lezen 2.2 beheersen
  • Maken: (begrijpen en beheersen)
     (H): 16, 18,19, 20, 21, 23, 24, 25, 28, 29, 30
     (V): 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 33, 35, 36, 37 39 
  • nakijken en verbeteren opdrachten 2.2
  • Zelfstandig doen van practicum: Havo activiteit 9 (blz 100)

        (max   4 pers)                                         vwo activiteit 9 (blz 109)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Week 3: Afbeelden met licht
  • overhoren 2.2
  • nakijken en verbeteren 2.2
  • practicum activiteit 9 en activiteit 16 

Slide 16 - Tekstslide

overhoren
deze vragen gaan over 2.2 'Afbeelden met licht'

Slide 17 - Tekstslide



Een lichtstraal die evenwijdig aan de hoofdas op een bolle lens valt,
A
veranderd niet van richting
B
gaat achter de lens door het brandpunt
C
gaat achter de lens divergerend verder
D
gaat achter de lens convergerend verder

Slide 18 - Quizvraag

Welk onderdeel van het oog dient als 'scherm'?
A
Lens
B
pupil
C
netvlies
D
oogbol

Slide 19 - Quizvraag

Wat gaat hier fout?
Maak een juiste tekening in je schrift en lever de foto in.

Slide 20 - Open vraag

Voor een lens van een camara staat een pijl. Hij staat 13 cm voor de lens. achter de lens bevind zich een negatief. Dat is het scherm waar in oude camara's het beeld wordt geprojecteerd. Deze zit 3 cm achter de lens. De pijl is 6 cm groot.
a) Teken de situatie na en teken het beeld van de pijl op het negatief.
b) staat dit beeld rechtop of omgekeerd? is dit beeld verkleind of vergroot?

Slide 21 - Tekstslide

nakijken en verbeteren 2.2
  • Maak 1, 2 of 3 -tallen
  • Kies voor papier of digitaal
  • Kijk na met een andere kleur pen
  • Verbeter en zorg dat je alles ECHT begrijpt!


Slide 22 - Tekstslide

practicum licht
activiteit 9: Waar komt het beeld?
H blz 100
V blz 106

activiteit 16/17: De lichtrail
H blz 113 (activiteit 16)
V blz (activiteit 17)

Maak de activiteiten in je schrift of direct digitaal. Lever in via showbie. 

Slide 23 - Tekstslide

Week 3
Grote en kleine beelden

Slide 24 - Tekstslide

2.3 Grote en kleine beelden

  • Zelf lezen: 2.3 begrijpen.
  • Samen maken vraag:
  • maken opdrachten begrijpen
  • nakijken opdrachten begrijpen

Slide 25 - Tekstslide

Uitleg 2.3 beheersen 'de vergrotingsfactor'

Slide 26 - Tekstslide

De vergrotingsfactor
N is in dit voorbeeld:
A
N = 0,2
B
N = 2
C
N = 0,5
D
N = 5

Slide 27 - Quizvraag

Beeldafstand en voorwerp afstand

Slide 28 - Tekstslide

Rosita maakt een foto van haar vriend Ronald (1,75m lang).
Ronald staat 3,5m van de camara. De beeldchip zit 2 cm achter de lens en is 0,8 cm groot.
Past het beeld van Ronald op de chip?

Slide 29 - Open vraag

Activiteit 14/15: Applet 
  • ga naar activiteit H: 14, blz 112   V:15, blz 120
  • open de applet
  • lees de opdrachten goed, maak de vragen in je schrift. 


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Maken opdrachten  beheersen
  • H: blz 109: 46, 47, 48, 51, 53
       V: blz 116: 57, 58, 59, 62, 64, 66
  • Nakijken alle opdrachten van 2.3
  • Huiswerk voor de toetsles:
2.1, 2,2 en 2.3 af en nagekeken. 
Maken opdrachten test jezelf: 
H: blz 148: 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8    V: blz 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9

Slide 32 - Tekstslide

2. kijken naar een schilderij

Irna kijkt vanaf een grote afstand naar een schilderij. Op haar netvlies ontstaat een scherp beeld van het schilderij. De afstand tussen de ooglens en het netvlies is in beide ogen 1,7 cm

a) Leg uit dat in deze situatie de brandpuntafstand van de ooglens ook 1,7 cm is. 
  • In ontspannen toestand is de brandpuntafstand gelijk aan de afstand tussen de ooglens en het netvlies.
b) Bereken de sterkte van de ooglens in dioptrie
  • S = 1/f = 1/ 0,017m = 59 dpt
c) Om een detail beter te kunnen bekijken gaat Ina vlak voor het schilderij staan. De afstand tussen het schilderij en haar ogen is  dan 20 cm. 
Leg uit of de brandpuntafstand van de ooglens nu kleiner of grote moet zijn
  • de voorwerpsafstand is nu erg klein geworden, het licht moet nu sterker worden afgebogen. De brandpuntsafstand is kleiner.

Slide 33 - Tekstslide

4. kaars op scherm.
Een kaars wordt door een lens scherp afgebeeld op een scherm.
De kaars staat 5 cm van de lens, het scherm staat 15 cm achter de lens. De kaars is 4 cm hoog.
a) teken het beeld van de kaars.
b) bepaal het brandpunt van de lens.
c) berekend hoe groot het beeld van de kaars is

Slide 34 - Tekstslide

  • N = b/v = 15/3 = 3 maal
  • Beeldgrootte = 3 x 4cm = 12 cm

Slide 35 - Tekstslide

Nog een oefenvraag:

a) Hoe gaat de lichtbundel van de grote kaars verder, wanneer er op het scherm een scherp beeld ontstaat.
b) Hoe gaat de lichtbundel verder van de kleine kaars, wanneer er op het scherm een onscherp beel ontstaat.
c) Hoe pas je het brandpunt van de lens in je oog aan om het beeld van de kleine kaars wel scherp te krijgen?

Slide 36 - Tekstslide

Bij de afbeelding van de kleine kaars moet de lens de lichtstralen verder gaan afbuigen, hiervoor is een dikkere lens nodig met een kleinere brandpuntsafstand.

Slide 37 - Tekstslide

2.4 bijziend en verziend
Bij een bijziend oog valt het beeldpunt van een voorwerp verweg voor het netvlies.
De lens is te sterk.
Correctie m.b.v een holle lens.

Slide 38 - Tekstslide

Bij een verziend oog valt het beeldpunt van een voorwerp ver weg achter het netvlies.
De lens is dus te zwak.
Het oog heeft een bolle lens nodig.

Slide 39 - Tekstslide

  • Bereken de vergrotingsfactor
  • N = b / v  = 350/5 = 70 maal
  • Bereken de afmeting van de dia
  • De afmetingen van de dia zijn 168 cm : 70 = 2,4 cm bij 252 : 70 = 3,6 cm.
  • vervolgens wil Nick een kleiner beeld op het scherm maken..
  • Moet hij de projector verder weg of dichterbij zetten?
  • De diaprojector moet dichter bij het scherm gezet worden. De beeldpunten komen dan eerder op het scherm.

Slide 40 - Tekstslide