12.5 Nieren

12.5 Nieren 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

12.5 Nieren 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je gaat leren over de nieren: hoe ze eruit zien, hoe ze werken en hoe ze aangestuurd worden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke drie dingen doen je nieren?

Slide 4 - Open vraag

Wat doen de nieren?

Taak van de nieren:

  • Afvalstoffen verwijderen uit het bloed (uitscheiding)
  • Constant houden van de osmotische waarde van het bloed en interne milieu
  • Maken van hormonen


Slide 5 - Tekstslide

Wat was ook alweer osmotische waarde?

Slide 6 - Tekstslide

Als je veel drinkt in korte tijd is de osmotische waarde in je bloed verhoogd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Als je veel zweet in korte tijd is de osmotische waarde van je bloed verhoogd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Kun je dit nu?
Je weet dat de nieren aan uitscheiding doen
Je weet dat de nieren de osmotische waarde van het bloed en interne milieu goed houden
Je weet wat osmotische waarde is en kunt dit toepassen
Je weet dat de nieren hormonen maken

Weet/begrijp je er één niet? Ga dan niet door, vraag het!

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de bouw van de nier?

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel (capsule)
  • Nierschors (cortex)
  • Niermerg (medulla)
  • Nierbekken (renal pelvis)

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de bouw van de nieren?
- In de nierschors en niermerg liggen nefronen
- Nefronen zijn de onderdelen van de nier die het bloed filteren en dus urine maken
- Nefronen bestaan uit het kapsel van bowman, nierkanaaltjes en een verzamelbuis

Slide 11 - Tekstslide

Hoe werkt een nefron? -->  Uitleg bioplek op volgende dia

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Hoe worden de  nieren doorbloed?

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle ader--> Hart




Slide 14 - Tekstslide

Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 15 - Sleepvraag

Waar vindt het filtratieproces plaats in de nieren?
A
nierbekken en urinebuis
B
nierbekken en verzamelbuisje
C
nierschors en niermerg
D
verzamelbuisje en eerste gekronkelde nierbuisje

Slide 16 - Quizvraag

Waaruit halen de niercellen glucose voor verbranding om hun functie uit te kunnen voeren?
A
De nierader
B
De nierslagader
C
Het eerste gekronkelde nierbuisje
D
De verzamelbuis

Slide 17 - Quizvraag

Hoe wordt voorurine gevormd?

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus (opgerold kluwen slagader) in de holte van het kapsel van Bowman  geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Ultrafiltratie
voorurine

Slide 18 - Tekstslide

Hoe wordt voorurine gevormd?

Vergelijk BINAS 85B.
> Wat is het verschil tussen bloedplasma en voorurine?
 

Slide 19 - Tekstslide

Hoe heet de bundel van speciale haarvaten aan het begin van elk nefron?
A
niermerg
B
lis van Henle
C
urineleider
D
glomerulus

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van de glomerulus?
A
Extra smal afvoerende slagader
B
Extra poriën in slagader
C
Lage druk
D
Ultrafiltratie

Slide 21 - Quizvraag

Waardoor is de bloeddruk hoger in de glomerulus?
A
de bloeddruk is niet hoger
B
omdat het slagadertje is opgerold tot een kluwen
C
omdat het aanvoerend deel een kleinere diameter heeft
D
omdat het afvoerende deel een kleinere diameter heeft

Slide 22 - Quizvraag

Kun je dit nu?
Je weet hoe voorurine wordt gevormd door de glomerulus en kunt dit toepassen
Je weet hoe je in BINAS kunt opzoeken wat er wel en wat er niet in voorurine zit.

Weet/begrijp je er één niet? Ga dan niet door, vraag het!

Slide 23 - Tekstslide

Hoe wordt urine gevormd?

In de glomerulus is voorurine gevormd. Dit wordt pas echte urine na terugresorptie, wat plaatsvindt in de tubulus, lis van Henle en verzamelbuis -->


Terugresorptie = heropname bruikbare stoffen in het bloed, zoals zouten, water, aminozuren, glucose




Slide 24 - Tekstslide

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

BINAS 85C

Slide 25 - Tekstslide

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt voorurine).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde voorurine daalt)

Slide 26 - Tekstslide

Hoe wordt urine gevormd?

Vergelijk BINAS 85B.
> Wat is het verschil tussen voorurine en urine?
 

Slide 27 - Tekstslide

De osmotische waarde van urine kan enorm verschillen van dag tot dag. Je bloed heeft altijd zo'n beetje dezelfde osmotische waarde. Hoe komt dat?
A
Omdat je nieren geen homeostase kennen
B
Omdat er geen factoren zijn die de osmotische waarde van bloed beïnvloeden
C
Omdat de normwaarde van osmotische waarde voor urine varieert
D
Omdat de nieren het bloed rond de normwaarde voor osmotische waarde houden

Slide 28 - Quizvraag

De stroomrichting van het bloed langs het dalende en het stijgende deel van de lus van Henle is tegengesteld aan die van de voorurine. Wat is het voordeel daarvan?
A
Er blijft altijd een concentratieverschil tussen de voorurine en het bloed, waardoor er meer kan terugresorberen
B
Het bloed kan zo sneller stromen, waardoor er meer kan terugresorberen
C
Er komt geen concentratieverschil tussen de voorurine en het bloed, waardoor er meer kan terugresorberen

Slide 29 - Quizvraag

Waar hangt de hoeveelheid gevormde urine vanaf?

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel voorurine en urine maak je?

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Kun je dit nu?
Je weet hoe urine wordt gevormd door terugresorptie in de lus van Henle, de tubulus en verzamelbuis en kunt dit toepassen
Je weet hoe je in BINAS kunt opzoeken wat er wel en wat er niet in urine zit.

Weet/begrijp je er één niet? Ga dan niet door, vraag het!

Slide 33 - Tekstslide

Hoe gaat de uiteindelijk urine naar buiten?

Aan het eind van het nefron (in de verzamelbuis) is het uiteindelijk urine klaar. Deze urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen via nierkelk in nierbekken en vervolgens via de urineleiders naar de blaas. Als je gaat plassen komt het urine dan via de urinebuis naar buiten.

Slide 34 - Tekstslide

Urineblaas (vesica urinae)


Slide 35 - Tekstslide

Wat betekent ultrafiltratie?

Slide 36 - Open vraag

Wat betekent terugresorptie?

Slide 37 - Open vraag

Voorurine bevat
A
ook rode bloedcellen
B
ook rode bloedcellen en eiwitten
C
geen rode bloedcellen, wel eiwitten en aminozuren
D
geen rode bloedcellen en eiwitten. Wel aminozuren

Slide 38 - Quizvraag

alle stoffen worden door passief transport teruggeresorbeerd
A
niet juist
B
wel juist

Slide 39 - Quizvraag

de concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?

Slide 40 - Open vraag

Bij de afbraak van overtollige eiwitten in je lichaam ontstaat ureum.
Ureum wordt via de urine uitgescheiden.

Hoe heet het orgaan dat overtollige eiwitten afbreekt? En hoe heet het orgaan dat ureum verwijdert uit het bloed?

Slide 41 - Open vraag


Lees de afbeelding hiernaast.
In het laboratorium wordt urine van Chiel onderzocht. De uitslagen zijn als volgt:
Glucose :   aanwezig
Eiwit:          afwezig
Bloed:        afwezig
Wat zegt dit over de gezondheid van Chiel? Leg je antwoord uit met behulp van
bovenstaande informatie. 

Slide 42 - Open vraag

Met welk cijfer wordt op deze dwarsdoorsnede een nier aangegeven?
A
3
B
4
C
5
D
de nier staat er niet bij

Slide 43 - Quizvraag

Waarom zit er geen eiwit, maar wel glucose in je voorurine?

Slide 44 - Open vraag

Waarom is de concentratie ureum hoger in de urine dan in het bloedplasma?

Slide 45 - Open vraag

Klaar?
Check nog even goed of je alles nu begrijpt en stel zo nodig je vragen. Begrijp je alles? Maak dan 12.5 opdrachten 56, 57. Ben je daarmee klaar, dan mag je verder aan je vitale capaciteitsverslag.

Slide 46 - Tekstslide