Woonvormen

• Ghz
• MBO
• Studiejaar 2

Woonsituaties

Lesdoel

Je kunt 4 verschillende woonsituaties benoemen.

Je kunt gevolgen van een beperking of ziekte op de woonsituatie benoemen.

Woonsituaties

Welke woonsituaties ken je?

Woonsituaties

• Adoptie
• Pleeggezin
• Biologische ouders
• Gezinsvervangende tehuizen;
• Internaat
• Wonen in een zorgcentrum;
• Trainingshuizen;
• Ondersteund wonen/ begeleid wonen;
  
• Begeleid zelfstandig wonen;
• Zelfstandig wonen. 

Dit is de woonsituatie van de meeste kinderen.

1. Internaat
2. Gezinsvervangend tehuis
3. Biologische ouders
4. Adoptie

Hier woon je door de week, maar niet in het weekend.

1. Begeleid wonen
2. Pleeggezin
3. Adoptie
4. Internaat

In deze woonsituatie woon je altijd met meerdere kinderen.

1. Gezinsvervangend tehuis
2. Adoptie
3. Internaat
4. Biologische ouders

Wanneer dit je woonsituatie is, heb je vaak geen contact meer met je biologische ouders.

1. Internaat
2. Adoptie
3. Pleeggezin
4. Biologische ouders

Hier woon je, als je ouders geen vaste woning hebben (bijv. boot, circus).

1. Adoptie
2. Gezinsvervangend tehuis
3. Biologische ouders
4. Internaat

Ook als je volwassen bent, is het normaal dat je hier woont.

1. Adoptie
2. Begeleid wonen
3. Biologische ouders
4. Internaat

Hier moet je rekening houden met anderen.

1. Biologische ouders
2. Internaat
3. Adoptie
4. Begeleid wonen

Wanneer je volwassen bent, maar toch wat ondersteuning nodig hebt, wat is dan je woonsituatie?

1. Internaat
2. Biologische ouders
3. Begeleid wonen
4. Pleegouders

Als je sinds je geboorte bij dezelfde mensen woont, dan is dit je woonsituatie:

1. Adoptie
2. Begeleid wonen
3. Biologische ouders
4. Begeleid wonen