1.4

1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom H1B

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.

Slide 3 - Tekstslide

Organiseren  van een feestje

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je
allemaal van een feestje?

Slide 5 - Woordweb

Waar moet je allemaal aan denken als je een feestje organiseert?

Slide 6 - Woordweb

Welke thema's kan een
feestjes allemaal hebben?

Slide 7 - Woordweb

Welke dingen kun je allemaal
doen tijdens een feestje?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Video

Opdracht 1:
Bedenk voor wie je je feestje gaat houden
1. Hoe oud is hij of zij?
2. Hoeveel mensen worden er uitgenodigd?
3. Welke datum wordt het feestje gehouden?
4. Hoelaat tot hoelaat wordt het feestje 
gehouden?
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2:
Ga nu met elkaar overleggen welk soort feestje je gaat geven. Denk eraan wat je in de video hebt gehoord!
- bijvoorbeeld een themafeest of ga je ergens naar toe?
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3:
Bedenk welke activiteiten je wilt gaan doen en ga goed nadenken wat je allemaal nodig hebt.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4:
Maak een overzicht van alles wat je nodig hebt en geef aan hoe duur het is. Voor boodschappen kun je kijken op internet. 
Maak ook hiervan weer een overzicht. 

Slide 13 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5:
Maak de uitnodiging voor het feestje. Let op dat de uitnodiging bij je thema past.
Denk eraan dat de volgende informatie in de uitnodiging staat.
- Waar wordt het feestje gehouden? 
- Welke dag en datum? Hoelaat begint het? 
- Hoelaat is het afgelopen?
-  Adres van het feestje. 


timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Maken               &                Reizen
SoFT KeTCHuP + t.                                                                                    SoFT KeTCHuP + t
ja                                                                                                                      nee

Ik maak                                                                                                        Ik reis  

Ik maak + te  (vroeger)                     (imperfectum)                       Ik reis + de

Ik heb gemaakt  (gisteren)             (perfectum)                            Ik heb gereisd

Slide 19 - Tekstslide

Wonen                                Komen
Regelmatig                                                                          Onregelmatig

Ik woon                                                                                    Ik kom

Ik woon + de                        (imperfectum)                  Ik kwam

Ik heb gewoond                  (perfectum)                       Ik ben gekomen

Slide 20 - Tekstslide

PERFECTUM (gisteren) 

Regelmatig
Werkwoord: Maken
Stam: Ik maak
Perfectum: Ik heb gemaakt

Onregelmatig
Werkwoord: Spreken
Stam: Ik spreek
Perfectum: Ik heb gesproken
IMPERFECTUM (vroeger)

Regelmatig
Werkwoord: Pinnen
Stam: Ik pin
Imperfectum: Ik pinde/ wij pinden

Onregelmatig
Werkwoord: Komen
Stam: Ik kom
Imperfectum: Ik kwam/ wij kwamen

Slide 21 - Tekstslide

PERFECTUM (gisteren) 

Regelmatig
Werkwoord: Luisteren
Stam: Ik luister
Perfectum: Ik heb geluisterd

Onregelmatig
Werkwoord: Lopen
Stam: Ik loop
Perfectum: Ik heb gelopen
IMPERFECTUM (vroeger)

Regelmatig
Werkwoord: Gebruiken
Stam: Ik gebruik
Imperfectum: Ik gebruikte 

Onregelmatig
Werkwoord: Gaan
Stam: Ik ga
Imperfectum: Ik ging 

Slide 22 - Tekstslide

SoFT KeTCHuP
SOFT KETCHUP + t

Slide 23 - Tekstslide

Vroeger (spelen) de vrouw piano.
A
spelente
B
speelte
C
spelende
D
speelde

Slide 24 - Quizvraag

Wij (wandelen) gisteren op het strand.
A
wandelten
B
wanten
C
wandelden
D
wandden

Slide 25 - Quizvraag

Mijn dochter (vertellen) een verhaal.
A
vertelte
B
vertellen
C
vertellde
D
vertelde

Slide 26 - Quizvraag

Ik (pakken) een pak melk.
A
pakte
B
pakkte
C
pakde
D
pakkende

Slide 27 - Quizvraag

Ik (sporten) vroeger op dinsdagavond.
A
sporte
B
sportte
C
sportde
D
sporde

Slide 28 - Quizvraag

Hij (verven) de hele muur. Toen was hij moe.
A
vervte
B
verfte
C
vervde
D
verfde

Slide 29 - Quizvraag

Ik (wachten) een uur op mijn vriend.
A
wachte
B
wachtte
C
wachde
D
wachtde

Slide 30 - Quizvraag

(wassen) jullie de borden zelf af?
A
waste
B
wasten
C
wasde
D
wasden

Slide 31 - Quizvraag

Die mensen (wonen) al in de straat toen ik een kind was.
A
woonte
B
woonten
C
woonde
D
woonden

Slide 32 - Quizvraag

Ik pakte een glas melk
JA
NEE

Slide 33 - Poll

Katinka heeft de boodschappen naar oma .....................
A
gebrengt
B
gebracht
C
brengde
D
brachtte

Slide 34 - Quizvraag

We hebben een uur naar de telefoon ......................
A
gezoekte
B
zoekten
C
zochten
D
gezocht

Slide 35 - Quizvraag

De docent ....................... de hele tijd door.
A
praatte
B
gepraatte
C
prachte
D
geprachte

Slide 36 - Quizvraag

De paarden ..................... netjes in de rij.
A
loopten
B
liepten
C
gelopen
D
liepen

Slide 37 - Quizvraag

Heeft Ajax nu wéér een wedstrijd ......................?
A
verloor
B
verliesde
C
geverloorde
D
verloren

Slide 38 - Quizvraag

Mijn oma ..................... de arme man een boterham.
A
gave
B
gegave
C
gaf
D
gaaf

Slide 39 - Quizvraag

De journalisten zijn gelijk naar het ongeluk ......................
A
gereden
B
gerijden
C
gereedt
D
rijdden

Slide 40 - Quizvraag

De verdachten ....................... voor de rechter.
A
zwegen
B
zwagen
C
zwijgen
D
zwogen

Slide 41 - Quizvraag

De dokter .......................... naar de stad waar het ziekenhuis sond.
A
verhuiste
B
verhuizde
C
verhuisde
D
geverhuiste

Slide 42 - Quizvraag

De jongens ....................... de bal naar elkaar over. (gooien)

Slide 43 - Open vraag

Jij bent dit jaar nog niet naar de bioscoop ..................... (zijn)

Slide 44 - Open vraag

Mijn dochter ..................... vroeger nooit melk. (drinken)

Slide 45 - Open vraag

Toen jullie jong ...................... was er nog geen internet. (zijn)

Slide 46 - Open vraag

Het vliegtuig .......................... ruim twee uur te laat. (landen)

Slide 47 - Open vraag

Het vliegtuig .......................... ruim twee uur te laat. (landen)

Slide 48 - Open vraag

Jij werkde in een hotel
JA
NEE

Slide 49 - Poll

Hij hoorde een geluid
JA
NEE

Slide 50 - Poll

We fietsden in het park
JA
NEE

Slide 51 - Poll

Werken

Slide 52 - Woordweb

Fietsen

Slide 53 - Woordweb

Pushen

Slide 54 - Woordweb

Starten

Slide 55 - Woordweb

Bellen

Slide 56 - Woordweb

Slide 57 - Tekstslide