V4 Les connecteurs 21 mai 2025

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Les connecteurs

signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Doelen:

1) Franse signaalwoorden opfrissen en...

2) ... waarom opfrissen?

Zet hier 3 Nederlandse
signaalwoorden neer.
Hint/voorbeeld: ''echter''

Zet hier 3 Franse signaal-
woorden neer

Les connecteurs dans des phrases

1) bepaal het verband dat het Franse signaalwoord aangeeft

- in 3 zinnen

-* doel ook: welke verbanden zijn er nog maar?

2) bepaal welk Franse signaalwoord je in moet vullen om de zin af te maken.

- in 3 zinnen

1 Welk verband?
''Je n'aime pas du tout les filles, car elles parlent
trop''

1. reden
2. tegenstelling
3. opsomming

2 Welk verband?
''Mets d'abord les oeufs dans un bol, puis bats-les avec un fouet.''

1. reden
2. conclusie
3. opsomming

3 Welk verband?
''Les Français parlent très vite, il est donc difficile de les comprendre.''

1. reden
2. conclusie
3. tegenstelling

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.

1. comme
2. donc
3. puis
4. mais

Vraag na elk antwoord waarom dat signaalwoord past.

Welk verband zie je tussen de zinnen?

Welk verband drukt het signaalwoord dus uit?

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.

1. donc
2. par contre
3. puis
4. alors

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.

1. donc
2. mais
3. ensuite
4. par contre

Opdracht in groepjes

Pak tekst 6 erbij. Lees deze minimaal tot en met alinea 2. Sneller klaar? Lees ook alinea 3 .

- Haal uit elke alinea zoveel signaalwoorden als je kunt vinden.

- Vertaal elk signaalwoord naar het NL

- Schrijf op welk tekstverband het signaalwoord uitdrukt

- Je moet tekstverband bij het signaalwoord uit kunnen leggen

Deel na ong. 5 minuten de gevonden signaalwoorden + verbanden met elkaar.

1. Juist / onjuist-vragen

Bij juist / onjuist-vragen moet je van meerdere - meestal drie - beweringen nagaan of ze overeenkomen met een deel van de tekst / een alinea.

1. Lees de beweringen en markeer kernwoorden.

2. Zoek het tekstgedeelte op. 

3. Vergelijk het met de beweringen. De beweringen staan meestal in volgorde van de tekst. LET OP DE GEMARKEERDE KERNWOORDEN EN/OF SYNONIEMEN VAN DEZE WOORDEN

4. De bewering is alleen juist als hij volledig klopt. 

5. Kun je niets vinden over één van de beweringen? Dan is deze bewering onjuist.