Woordenschat - uitleg SE

Welkom bij Nederlands - 3 feb.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands - 3 feb.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Oefentoets bespreken
  • Tips geven om te leren
  • Aan de slag met een opdracht
Je hebt nodig:
  • Boek
  • Pen
  • Schrift
  • Telefoon

Slide 2 - Tekstslide




Typ een synoniem in voor het onderstreepte woord.

De broers volgen al minstens een jaar geen onderwijs meer.
Tekst
A
eraf
B
maar net
C
op z'n minst
D
in het minste geval

Slide 3 - Quizvraag

Typ een synoniem van het onderstreepte woorden.

De leerlingen moesten op het matje komen bi j hun docent.

Slide 4 - Open vraag

Typ een synoniem van het onderstreepte woord.

Annelies continueert de zoektocht naar een passende school.

Slide 5 - Open vraag

Typ een synoniem van het onderstreepte woorden.

De capitulatie van Rusland werd groots gevierd.

Slide 6 - Open vraag

1. De Nederlandse bevolking gaat                          als er een nieuwe regering moet komen.
2. Ik                              het heel erg dat jij me wilt helpen.
3. Deze tv's zijn nu heel voordelig; ze zijn in de
4. Nico                             ruzie met zijn vader, want hij haat een slechte sfeer.
5. De                            directeur van onze school heeft een andere baan.
6. Lisa wil koken op                             dat haar moeder de boodschappen doet.
7. Mijn vrienden                             dat het door mij vertelde verhaal onzin is.
8. Het cijfer                            dat ik slecht had geleerd.

Welk woord hoort op welke plek? Verander zo nodig de vorm van het woord.
Let op: Een woord kan slechts 1 keer worden gebruikt!
bevestigen
vermijden
waarderen
aanbieden
voorwaarde
beweren
ontstemmen
stemmen
sympathieke
omstandigheden

Slide 7 - Sleepvraag

Daar kraait geen haan naar.

Wat is juist als het gaat om de bovenstaande zin?
A
Deze zin is letterlijk bedoeld
B
Deze zin is figuurlijk bedoeld
C
Waar slaat dit op?
D
Deze zin kan zowel letterlijk als figuurlijk bedoeld zijn.

Slide 8 - Quizvraag

Welk werkwoord past in de zin en welke betekenis is juist?

Hij maakt van een ... een olifant.
A
mug zeuren om niets
B
mug van iets kleins een groot probleem maken
C
porseleinkast zeuren om niets
D
porseleinkast van iets kleins een groot probleem maken

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord past in de zin? Wat is de juiste betekenis van de zin?

Het gras wordt hem voor de voeten ...
A
gegooid Hij wordt opgezadeld met al het werk
B
gesmeten Hij krijgt de schuld van alles
C
geduwd Hij moet het probleem oplossen
D
weggemaaid Hij kan niets meer doen, alles is al gedaan

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past in de zin en welke betekenis hoort erbij?

Zij heeft haar op haar ...

A
tanden goed van je af durven spreken
B
tong niets durven te eten
C
rug bang zijn om iets te vertellen
D
handen niet goed aan het werk kunnen

Slide 11 - Quizvraag

Iemand voor vol ...
Iets op je duimpje ...
Iemand ervan langs ...
Een appeltje voor de dorst...
Met twee maten ...
Zet de woorden op de juiste plek. Je houdt woorden over
bloedt
aanzien
geven
meten
gaan
kennen
hebben
drinken

Slide 12 - Sleepvraag

Helaas kwam er geen kip naar de tennisles.

Leg uit hoe je deze zin letterlijk EN figuurlijk kunt lezen.

Slide 13 - Open vraag

tradities
elites
delicate
weemoed
etiquette
schalks
Maak de juiste combinaties 
kleine groep voorname mensen
ondeugend
zacht treurig gevoel
voorzichtigheid vereisend
omgangsvormen
steun
wijst op iets
overvloedig
gewoontes en gebruiken
leidt rond
antiek
manier om iets te doen

Slide 14 - Sleepvraag

Leg uit wat wordt bedoeld met 'letterlijk' en 'figuurlijk' taalgebruik.
Probeer het zo duidelijk mogelijk uit te leggen. Gebruik eventueel voorbeelden

Slide 15 - Open vraag

In welke zin is het woord 'verscheidene' goed gebruikt?
A
Ik verscheidene mijn moeilijke proefwerk
B
Het is verscheidene dat ik morgen kom
C
Verscheidene keren heeft hij zijn werk niet gemaakt
D
Kom jij verscheidene in de avond?

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin is het woord 'branches' goed gebruikt?
A
Ik heb mooie branches gekregen voor mijn verjaardag.
B
De economische branches doen slechte zaken.
C
De branches in mijn vaders schuur zijn handig
D
Heb jij de branches bij dat vak goed geleerd?

Slide 17 - Quizvraag

Deze wedstrijden worden de komende maand in verschillende ... gehouden.
A
rendementen
B
oriëntaties
C
regio's
D
carrousels

Slide 18 - Quizvraag

Wij wonen tegenwoordig ... in dit zomerhuisje
A
beperkt
B
reeds
C
permanent
D
present

Slide 19 - Quizvraag

Deze opdracht moet je erg ... maken.

A
specialistisch
B
nauwlettend
C
nonchalant
D
secuur

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van het woord dat 'verslagen'
Het team van de bondscoach was verslagen.
A
teneergeslagen
B
verloren
C
gewonnen
D
opgewekt

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van het 'haakten af'?

De tegenstanders haakten af.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het tegengestelde van 'amper' in de volgende zin?

De jongens hebben amper voorbereidingstijd gehad.

Slide 23 - Open vraag

Noteer de tegengestelde zin.

De meiden waren heel blij dat ze de wedstrijd hadden gewonnen.

Slide 24 - Open vraag

Welk woord moet worden ingevuld?

Ik weet niet of ... op mijn beleggingen bij de bank groot zal zijn.
A
de winst
B
de opbrengst
C
de oogst
D
het rendement

Slide 25 - Quizvraag

Het woord 'bijten' heeft meerdere betekenissen.
Maak zinnen waarin je duidelijk maakt wat de verschillende betekenissen zijn.

Slide 26 - Open vraag

Het woord 'monster' heeft meerdere betekenissen.
Maak zinnen waarin je duidelijk maakt wat de verschillende betekenissen zijn.

Slide 27 - Open vraag

Het woord 'helder' heeft meerdere betekenissen.
Maak zinnen waarin je duidelijk maakt wat de verschillende betekenissen zijn.

Slide 28 - Open vraag

Dus...
Zorg ervoor dat je alles goed kent.
Woordenschat
Hoofdstuk 1, 2, 3
Niet alleen de betekenissen, maar ook tegenstellingen en spreekwoorden - betekenissen EN 'compleet' maken.

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerkopdracht - dinsdag
  • Bladzijde 125
  • Tekst 'Buik vol van plasticsoep' doorlezen
  • Over deze tekst krijg je mondeling en schriftelijk vragen tijdens de les. 

Slide 30 - Tekstslide