Grammar refresher HV2/3 - Verbs: Talking about the past

Praten over het verleden
Past Simple, Past Continuous, Present Perfect
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Praten over het verleden
Past Simple, Past Continuous, Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Wat is dit?
In deze LessonUp vind je een overzicht van alle grammatica binnen het onderwerp "Werkwoorden: Praten over het verleden" waarvan wordt verwacht dat je die beheerst aan het einde van leerjaar 2 in HAVO/VWO. Elk onderdeel laat de constructie zien, wanneer je het gebruikt met de bijbehorende signaalwoorden als die er zijn, en geeft enkele voorbeelden.

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple - Gebruik
  • De Past Simple is een Past Tense (verleden tijd)
  • Met de Past Simple beschrijf je dingen die iemand deed in het verleden die nog effect hebben op de toekomst
  • Signaalwoorden voor de Past Simple zijn woorden die een moment in het verleden aanduiden: Yesterday, last week, last June, long ago

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple: Voorbeelden en constructie

My bike is broken, so I walked to school today
Man, you really needed that nap
I went to see the new Dr. Strange movie over the May break.
My dad left for work really early this morning.

  • In zinnen in de Past Simple is het hoofdwerkwoord meestal de persoonsvorm in de zin.
  • De Past Simple vorm van een persoonsvorm is identiek aan het infinitive + het achtervoegsel -ed bij regelmatige werkwoorden
  • Bij onregelmatige werkwoorden kan dit afwijken. Achterin je Stepping Stones kun je een lijst vinden met onregelmatige werkwoorden, en als je een werkwoord opzoekt in het woordenboek staat het er daar ook bij als het woord onregelmatig is.

Slide 4 - Tekstslide

Choose the correct form of the Past Simple and finish the sentence:
I <to go> on a road trip this past summer.

Slide 5 - Open vraag

Choose the correct form of the Past Simple and finish the sentence:
He <to see> his German teacher when he was walking around town.

Slide 6 - Open vraag

Choose the correct form of the Past Simple and finish the sentence:
John never <to need> training wheels as a child.

Slide 7 - Open vraag

Past Continuous - Gebruik
  • De Past Continuous is een Past tense.
  • Met de Past Con. beschrijf je dingen die in het verleden over een langere periode hebben afgespeeld maar nu voorbij zijn, of wanneer in het verleden twee dingen tegelijk gebeurden.
  • Als het ene ding het andere onderbrak, staat de onderbroken activiteit in de Past Con. en de onderbrekende activiteit in de Past Simple.
  • Als twee dingen tegelijkertijd gebeuren maar elkaar niet onderbreken, dan staan beide activiteiten in de Past Con.
  • Signaalwoorden voor deze vorm zijn woorden die aangeven dat twee dingen tegelijk of opeenvolgend gebeuren: while, when, as, until.
  • Veel zinnen in de Past Continuous kunnen worden vertaal met "aan het", bijv. "Waar was ik? Oh, ik was aan het zwemmen in dat meer daar."

Slide 8 - Tekstslide

Past Con: Voorbeelden en constructie

Where was I? Oh, I was swimming in the lake over there.
Everyone was talking until the teacher asked for silence
They were cycling home when a car almost ran them over.
I was reading a book while the phone was ringing, so I didn't notice.

  • In zinnen in de Pres.Con. is het hoofdwerkwoord het werkwoord dat in de ing-vorm staat.
  • De persoonsvorm van een (bij)zin in Pres.Con is altijd een vorm van to be in Past Simple, dus was of were.

Slide 9 - Tekstslide

Choose the correct form of the Past Continuous and finish the sentence:
I <to swim> when my foot got stuck underwater.

Slide 10 - Open vraag

Present Perfect - Gebruik
  • Hoewel de Present Perfect wordt gebruikt om over het verleden te praten, is grammaticaal gezien de Pres.Perf een Present Tense (tegenwoordige tijd), vergelijkbaar met hoe de Voltooid Tegenwoordige Tijd werkt in het Nederlands.
  • De Pres.Perf wordt gebruikt om dingen te beschrijven die in het verleden zijn gedaan waar nu nog de effecten van worden gezien, of dingen die in het verleden zijn gestart en nu nog bezig zijn.
  • De Present Perfect heeft in eerste gebruik geen specifieke signaalwoorden. In het tweede gebruik kan je zoeken naar woorden die aangeven sinds wanneer of voor hoe lang iets aan de hand is.

Slide 11 - Tekstslide

Pres. Perf: Voorbeelden en constructie

I have lived in Utrecht for about 6 years now.
Why is the door red now? Mark has painted it!
We have been friends for a long time now.
I've told you to stop that!
  • In zinnen in de Pres.Perf staat het hoofdwerkwoord als een Past Participle (Voltooid Deelwoord) in de zin. De Past Participle is het Infinitive van een woord + de uitgang -ed.
  • De persoonsvorm van zinnen in de Pres.Perf. zijn altijd een vorm van to have: have of has.
  • Wanneer het werkwoord onregelmatig is heeft het een aparte Past Participle. Achterin je Stepping Stones vind je een lijst met onregelmatige werkwoorden, en als je een werkwoord opzoekt in het woordenboek staat er bij of deze onregelmatig is met doe correcte vormen er bij.

Slide 12 - Tekstslide

T2 opgaven placeholder

Slide 13 - Tekstslide

Present Perfect vs. Past Simple
Vaak als je over het verleden praat moet je een keuze maken tussen welke je moet gebruiken: Present Perfect of Past Simple. De makkelijkste manier om de twee uit elkaar te houden is door de volgende vraag te stellen:
Weet ik exact op welk moment het is gebeurd?

Bijvoorbeeld, wanneer iemand opserveert dat een deur geverfd is, kan iemand aangeven dat zij de deur hebben geverfd, in welk geval de Present Perfect wordt gebruikt: De deur is geverfd en we zien daar nog steeds de effecten van (Why is the door red now? Mark has painted it!). 
Maar als de spreker daarbij vernoemt wanneer de deur geschilderd is, dan weten we het exacte moment en gebruiken we de Past Simple. (Why is the door red now? Mark painted it yesterday).

Slide 14 - Tekstslide