Les 3 Quarantaine week 2 Lezen H4

Welkom V1G
Zorg dat je je telefoon bij de hand hebt. 

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom V1G
Zorg dat je je telefoon bij de hand hebt. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- je leert weer tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
- je leert weer chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkenne

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom en presentie (5 min)
- Terugblik De dief met duizend gezichten/quiz (10 min)
- Huiswerk
Optioneel: opdracht leesvaardigheid (huiswerk) samen doen


Slide 3 - Tekstslide


- huiswerk
Lezen H4

Vragen?


Slide 4 - Tekstslide

De dief met duizend gezichten H5
 1. Welke personages komen voor in deze hoofdstukken
2. Tijd en ruimte: waar en wanneer speelt het verhaal zich af?
3. Wat gebeurt er?


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

H4 Lezen
Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar het tekstverband:
A
Samenvattend tekstverband
B
Toelichtend tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 8 - Quizvraag

Signaalwoord ’echter’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
chronologisch tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 9 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'bovendien'?
A
Concluderend tekstverband
B
Chronologisch tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden met tijd:
welk tekstverband?
A
chronologisch tekstverband
B
toelichtend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tegenstellend tekstverband

Slide 11 - Quizvraag

Signaalwoord ’ook’ verwijst naar het tekstverband:
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoord ’verder’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
chronologisch tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord ZOALS?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 14 - Quizvraag

Signaalwoord ’toch’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
concluderend tekstverband
D
uitleggend tekstverband

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord BINNENKORT?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 16 - Quizvraag

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 17 - Quizvraag

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 18 - Quizvraag

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 19 - Quizvraag

De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter bij een topclub punten kon weghalen.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 20 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in
deze zin?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 21 - Quizvraag

Vragen over tekstverbanden en signaalwoorden?

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
- Ga naar online Nieuw Nederlands en maak de opdracht die klaar staat bij Planning: Tekstverbanden en signaalwoorden (opdracht 2)
Optioneel: gedeelte van de opdracht samen maken: blijf dan hangen
- Lees H6 en H7 van De dief met duizend gezichten. 
Zorg weer dat je de drie vragen kunt beantwoorden.

Slide 23 - Tekstslide