Basisstof 1 en 2

Erfelijkheid
Erfelijkheid
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid
Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  1. Je kunt het verschil uitleggen in genotype en fenotype.
  2. Je kunt de bouw van chromosomen noemen. 
  3. Je kunt uitleggen in welke cellen chromosomen in paren of enkel voor komen.

Slide 2 - Tekstslide

Chromosomen en DNA, waar zit dat?
  • Een organisme bestaat uit cellen
  • In die cellen zitten celkernen 
  • Die celkernen bevatten chromosomen
  • De chromosomen bestaan uit DNA (desoxyribonucleïnezuur)

Slide 3 - Tekstslide

Nodig voor een antwoord uit het huiswerk van basisstof 1. 

Slide 4 - Tekstslide

Chromosomen
  • Een mens heeft 23 paar chromosomen in iedere celkern van een gewone lichaamscel.
  • De beide chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook dezelfde erfelijke eigenschappen. 
  • Alleen kan de ínhoud van de erfelijke eigenschappen verschillen. 




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Genen 
Een gen bevat een code met informatie voor één erfelijke eigenschap.
Op een chromosoom liggen veel genen (enkelvoud = gen)
Ieder gen heb je twee keer:

*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je moeder
*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je vader

Je hebt duizenden genen van je ouders meegekregen, dus duizenden erfelijke eigenschappen.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Iedere cel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme (het genotype).
Deze zin is een antwoord op een vraag uit het huiswerk van basisstof 1. 

Slide 11 - Tekstslide

Fenotype en genotype
Fenotype: het uiterlijk van een organisme
  • eenvoudig aan te passen
  • wordt bepaald door invloeden uit de omgeving
  • wordt bepaald door je DNA

Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  • niet aan te passen
  • erf je van je ouders
  • aanpassing alleen door mutaties (basisstof 3)

Slide 12 - Tekstslide

genotype= complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen

fenotype = zichtbare eigenschappen 
(erfelijke eigenschappen + invloeden uit het milieu)

Slide 13 - Tekstslide

5 vragen

Slide 14 - Tekstslide

1 (5). Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 15 - Quizvraag

2 (5). Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 16 - Quizvraag

3 (5). Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 17 - Quizvraag

4 (5). Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 18 - Quizvraag

5 (5). Heeft een vlieg hetzelfde fenotype als de larve waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk
Bekijk de vragen die fout zijn gemaakt en verbeter ze.
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Chromosomen
  • Bij de mens 46 in iedere celkern
  • 22x twee dezelfde
  • Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen
  • Van elk paar komt er een van de vader en een van de moeder, behalve bij de ...
Al de chromosomen in één cel bevat het complete bouwplan van een organisme.

Slide 21 - Tekstslide

Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
In geslachtscellen komen chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.


Slide 22 - Tekstslide

Genen
  • Gen: een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap, bijv. oogkleur
  • Elk chromosoom bevat vele genen
  • Alle genen in een celkern samen vormen het genotype

Slide 23 - Tekstslide

allel = gen
  • Welke van deze chromosomen vormen een chromosomenpaar? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Tekstslide

  • In welke cel zijn de chromosomen en genen juist getekend? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke lichaamscel?
A
23
B
23 paar
C
46
D
46 paar

Slide 28 - Quizvraag

Laatste vraag:
A
Levercel: 46 Spermacel: 23
B
Levercel: 22.333 Spermacel: 11.166
C
Levercel: 2 Spermacel: 1

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
Maak een mindmap van Basisstof 1 en 2
Maak alle opdrachten t/m Basisstof 2

Slide 30 - Tekstslide