Wederkerende werkwoorden

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

V2A

Jeudi, le 27 mars 2025

Les objectifs pour aujourd' hui :

• je weet welke woorden van Unité 4 je al beheerst en welke je nog vaker moet oefenen (SO bespreken, Quizlet)
• je kunt een wederkerende werkwoord herkennen; in de tegenwoordige tijd en in de passé composé vervoegen;

(bespreken ex. 16GHI)

Welke woorden van het SO had je niet goed vertaald/gespeld/uit de contekst gehaald?

Het wederkerend werkwoord in de présent

je	me	lave	ik was me
tu	te	laves	jij wast je
il/elle/on	se	lave	hij/zij wast zich
nous	nous	lavons	wij wassen ons
vous	vous	lavez	jullie wassen jullie / u wast zich
ils/elles	se	lavent	zij wassen zich

Wat zijn: me, te, se, nous, vous, se voor woorden?

1. lidwoorden
2. wederkerende voornaamwoorden
3. bezittelijke voornaamwoorden
4. bijvoeglijke naamwoorden

Je ... lève

1. me
2. te
3. se
4. nous

Angèle et Demi ....

1. se concentre
2. me concentre
3. se concentrent
4. nous concentrons

Ik voel me goed

1. je sens bien
2. je te sens bien
3. tu te sens bien
4. je me sens bien

 Corrigez l'exercice 16G: 

A. (Au présent):

1.  Je me concentre
2. Nous nous amusons
3. Les touristes s'arrêtent
4. Lisa s'habille
5. Madame, vous vous trompez
6. On se moque

 L'exercice 16G - B (au passé composé)

1.  Je me suis lavé(e)
2. Nous nous sommes couché(e)s
3. Elles se sont présentées
4. Elle s'est sentie
5. Vous vous êtes maquillé(e)(s)

Wat verandert er aan het voltooid deelwoord bij de passé composé met het hulpwerkwoord être?

1. niets
2. het past zich aan aan het onderwerp: + uitgang: +e, +s, +es

Wederkerende werkwoorden worden in de voltooide tijd (passé composé) altijd vervoegd met het hulpwerkwoord:

1. Avoir
2. Être

Choisis - kies de juiste vertaling:
Elle s'est habillée

1. zij heeft zich aangekleed
2. zij kleden zich aan
3. zij heeft getraind
4. zij hebben getraind

Elles se sont entraînées
betekent:

1. zij hebben getraind
2. zij zijn getraind

Welke vorm is juist: Tim et Luc .... (au passé composé)

1. se sont amusés
2. s'amuse
3. s'est amusé
4. s'amusent

Mira ...

1. s'est levée
2. m'est levé
3. s'a levée
4. s'est levé

Traduis :
Zij heeft zich vermaakt. (s'amuser)

Traduis :
Hij heeft zich vergist.

Traduis :
Zij (elles) hebben Bart uitgelachen.

• Kijk nu nog eens goed naar ex. 16H

• Heb je alles goed ingevuld? (vergelijk met je buurman/buurvrouw!)
• Maak nu ex. 16I (-> in de passé composé!) 
• Corriger ensemble

quizlet.com