les 11 ziekten van het zenuwstelsel

ziekten van het zenuwstelsel
storingen hebben voorrang
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

ziekten van het zenuwstelsel
storingen hebben voorrang

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel
De zenuwen en hersenen maken deel uit van het zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zit myeline?


A
axon
B
cellichaam
C
grijze stof
D
witte stof

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 3 typen zenuwen
gevoelszenuwencellen
Geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel. Soms wel een meter lang.
 
bewegingszenuwcellen
Geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren.  Een bewegingszenuwcel heeft één lange uitloper soms wel een meter lang.

schakelcellen
Geleiden impulsen binnen het centrale zenwustelsel. Ze verbinden de uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen. Ze zijn onderling verbonden door middel van uitlopers.

Er worden via duizenden uitlopers tegeleijk impulsen doorgegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bewust aansturen van het zenuwstelsel noemen we:
A
animaal
B
autonoom
C
parasympatisch
D
sympatisch

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdens een stress reactie is vooral het ....... zenuwstelsel actief.
A
parasympatische
B
sympatische

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reactie op prikkels
Inwendige prikkel: honger
Uitwendige prikkel: ik ruik iets lekkers

bewuste reactie  er wordt aan de deur gebeld
geluid bereikt je oor en wordt daar waargenomen door zintuigcellen
via gehoorzenuw gaan impulsen naar de hersenen
je wordt je bewust van geluid, he de bel gaat
hersenen sturen impuls naar beenspieren
je staat op om naar de deur te gaan                              











Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

reflex
Schakelcellen in het ruggenmerg geleiden impulsen naar de hersenen.
Omdat de weg via de hersenstam naar de grote hersenen langer is dan de weg van het ruggenmerg naar de armspieren, trek je eerst je hand terug en voel je daarna pas pijn. Dit is nodig om het lichaam te beschermen tegen beschadigingen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stap van prikkelverwerking valt weg bij een reflex?
A
de zintuiglijke waarneming valt weg
B
de motorische reactie valt weg
C
de verwerking door het brein valt weg
D
de route door het ruggenmerg valt weg

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdens een stress reactie is vooral het ....... zenuwstelsel actief.
A
parasympatische
B
sympatische

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke TWEE systemen zijn onderdeel van de functionele indeling van het zenuwstelsel?
A
centraal
B
motorisch
C
perifeer
D
sensorisch

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk deel van het zenuwstelsel bevindt zich binnen de bescherming van bot?
A
centraal
B
motorisch
C
perifeer
D
sensorisch

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ziekten van het zenuwstelsel
De volgende dingen komen aan de orde in de powerpoint in classroom:

  • Hoofdpijn
  • migraine
  • MS  -> zelf lezen
  • ALS -> zelf lezen
  • ziekte van Parkinson -> zelf lezen  vragen ??

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeken zenuwstelsel
  • de psychische gesteldheid
  • het bewustheidsniveau en de oriëntatie van de patiënt  MOCA
  • het geheugen
  • diverse cognitieve vaardigheden (verbale expressie)
  • het functioneren van de spieren , motoriek
  • de symmetrie van handelingen met de verschillende lichaamshelften
  • het functioneren van de peesreflexen (met rubber hamertje)
Coördinatie -> vinger-neus-proef
Functioneren van zintuigen, maar ook het functioneren van de sluitspier en de darm.
EEG hersenfilmpje, CT-scan, MRI-scan, lumbale punctie (hersenvocht afnemen), bloedtests en angiografie (contrastvloeistof om zicht te krijgen op bloedvaten)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Migraine
  • 2 tot 2,5 miljoen Nederlanders hebben migraine.
  • Gemiddeld hebben ze 2 aanvallen per maand.
  • Het komt vaker voor bij vrouwen.
  • Voor het 40e levensjaar voor het eerst.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen en symptomen van migraine
Migraine treedt op in aanvallen.
Er zijn 2 hoofdtypes: 
  • migraine zonder aura (85%) 
  • migraine met aura (15%)

Fasen van een migraineaanval:
  • prodomen (algemene verschijnselen die voorafgaan)
  • voorspellen symptomen
  • hoofdpijn
  • andere symptomen
  • symptomen achteraf

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorspellende symptomen (aura)
  • flakkerende lichten, of zichzeglijnen zien, troebel zicht
  • gevoelsstoornissen of moeite met het praten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prodomen
  • Veranderingen in waarnemingsvermogen
  • prikkelbaarheid
  • terughoudendheid
  • trek in bepaalde levensmiddelen
  • spraakproblemen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

andere symptomen
  • overgevoeligheid voor geluid
  • overgevoeligheid voor licht
  • misselijkheid
  • braken
  • bleekheid
  • ziek gevoel

symptomen achteraf: Vermoeiheid

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

extreme trek in bepaalde voeding als voorbode van migraine heet ook wel
A
aura
B
prodoom
C
symptoom
D
trek

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die migraine kunnen uitlokken/ aankondigen
  • Erfelijke aanleg
  • wakker liggen
  • honger
  • scherp gekruid voedsel
  • bepaalde levensmiddelen (denkt men)
  • alcohol
  • bepaalde zintuiglijke prikkels (o.a. fel licht, geuren, lawaai)
  • hormonale factoren

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
  • Doel is een aanval voorkomen
  • pijnstillers: paracetamol, asperine, ibuprofen eventueel gecombineerd met een middel tegen misselijkheid
  • pijnstillers innemen bij de algemene verschijnselen vooraf om effect te hebben
  • triptanen -> sumatriptan  of betablokker
  • Koele donkere, rustige omgeving, rust en slapen kunnen verlichten
  • symptomen kunnen in de loop der jaren veranderen of verdwijnen

precisiemedicijnen zijn verkrijgbaar als pillen, neusspray, zetpillen of injecties

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
De hersenen bestaan uit: hersenstam, grote hersenen en kleine hersenen.

De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg. Geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersnenen en in omgekeerde richting.
De hersenstam geeft deze impulsen door aan de grote en kleine hersenen en aan de spieren en klieren in hoofd en hals.

Grote en kleine hersenen bestaan elk uit twee helfen. Een linker en een rechterhersenhelft.
Er zijn verschillende gebieden in de hersenen gekoppeld aan bepaalde functies.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

anatomie hersenvliezen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hersenbloedingen
  • bloeding onder de schedel
  • verschillende plekken in het hoofd
  • bloedverdunners, hoge leeftijd, vallen/trauma.
  • hoofdpijn, misselijk/braken, uitvalsverschijnselen (bewustzijnsdaling)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hersenbloedingen
  • CT scan
  • prognose hangt af van plek en grootte,                 symptoomloos - overlijden
  • afwachten of operatief


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

epidurale bloeding
 epi = rondom, dura = harde hersenvlies
meestal na trauma
vaak met schedelfractuur
meestal slagader tussen schedel en dura mater.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar zit een subdurale bloeding?
A
boven het harde hersenvlies
B
onder het zachte hersenvlies
C
onder het harde hersenvlies
D
naast de hersenvliezen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

subdurale bloeding
sub = onder, dura =  harde hersenvlies

meestal na trauma
acuut en chronisch

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

subarachnoidaal
sub = onder, arachnoid = spinnenwebvlies

aanleg vaatafwijking:
aneurysma of arterie-veneuze afwijking.

in hersenvocht (liquor), soms geen afwijking op CT en dan liquorpunctie (ruggenprik) nodig.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een SAB ?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

intracerebraal
intra = in, cerebraal = hersenen: CVA

meestal bij hart- en vaatziekten
kán ook door trauma

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 hemisferen, met daartussen het corpus callosum (hersenbalk) 
Referentie
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49

Slide 39 - Tekstslide

Referentie:
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49
Referenties
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49

Slide 40 - Tekstslide

De vier kwabben van de grote hersenen zijn vernoemd naar de nabij gelegen botten van de schedel en hebben een specifieke functie.

Functies die een raakvlak hebben (bv lezen en zicht) liggen dicht bij elkaar.

Somatosensorische schors ontvangt informatie van individuele zintuigen of groepen van zintuigen

Referentie:
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49
Taal en spraak
Bestuderen van hersenactiviteit --> gebieden 
       voor spraak en taal ontdekt
  • Spraakcentrum van Broca --> actief als er gesproken wordt (slechts in één hemisfeer aanwezig). Stuurt veel spieren aan.
  • Spraakcentrum van Wernicke --> actief als spraak gehoord wordt (ligt vlak bij auditief centrum)
Referentie
http://mrmikesibpsychology.weebly.com/uploads/8/8/0/8/8808968/6157566_orig.jpg

Slide 41 - Tekstslide

Pierre Broca deed postmortem onderzoek naar de hersenen van mensen die wel spraak verstonden maar niet konden spreken. Hij ontdekte schade in een specifiek gebied (linker frontale kwab, nu centrum van Broca).

Wernicke visa versa.
 

Referentie:
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49
Referentie
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49
Centrum van Broca
Centrum van Wernicke

Slide 42 - Tekstslide

Referentie:
Plaatje afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 49
Bij een MOCA wordt gevraagd het woord worst achterstevoren te spellen.
A
test van wernicke
B
test van broca
C
test geheugen
D
test begrip

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies