Betoog schrijven

Gedocumenteerd schrijven 

Het betoog
1 / 63
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 63 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gedocumenteerd schrijven 

Het betoog

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven - het betoog
les 1: uitleg lessenserie, behandelen schrijven hoofdstuk 2 (inleiding en slot)

les 2: beknopte uitleg over opiniepagina krant, leerlingen aanmoedigen kranten te lezen op zoek naar interessante onderwerpen + behandelen schrijven hoofdstuk 3 (structuur)
les 3: behandelen schrijven hoofdstuk 4 (betoog)
les 4: criteria vaststellen
les 5: top drie onderwerpen inleveren + uitleg brongebruik
les 6: GO voor onderwerpen? Zoeken naar informatie in drie bronnen, start schrijfschema
les 7: GO voor je artikelen? Schrijfschema inleveren. 
les 8: GO voor schrijfplan? Werken aan betoog
les 9: werken aan betoog
les 10: inlevermoment eerste versie; tijdens les feedback door klasgenoten
les 11: gelegenheid tot herschrijven
les 12: inleveren gereviseerd betoog (telt 3x mee)





Slide 2 - Tekstslide

Les 1

Bespreken krantenartikelen (opdracht ELO)
Introductie lessenserie schrijven
uitleg inleiding en slot
Pak je krantenartikel van voor de vakantie erbij!

Slide 3 - Tekstslide

Doelen lessenserie
Na deze lessen weet je...

  • hoe een opiniepagina in een dagblad ‘werkt’
  • wat een tekst overtuigend maakt
Na deze lessen kun je...
  • een samenhangende, overtuigende tekst schrijven



Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen:
Ik leer:
  • verschillende manieren om een onderwerp van een tekst te introduceren en af te ronden
  • een inleiding en slot schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding van een betoog
In de inleiding krijg jij de kans om de interesse van de lezer voor jouw tekst te wekken. Dit is heel belangrijk, want het is zonde als potentiële lezers de eerste zinnen lezen en je tekst daarna wegleggen.

De inleiding van je betoog bestaat uit minstens drie onderdelen:
- Opwarmertje;
- Achtergrondinformatie;
- Stelling

Slide 6 - Tekstslide

Opwarmertje
Je opwarmertje biedt je de gelegenheid om de interesse van de lezer te wekken. Hiervoor zijn verschillende manieren:
- Actualiteit (geef aan waarom het onderwerp op dit moment interessant/in het nieuws is);
- Anekdote (vertel een kort verhaaltje uit de praktijk waarmee je het onderwerp introduceert);
- Voorbeeld (geef een voorbeeld van het onderwerp, waarmee de lezer zich kan identificeren)
- Citaat (neem een citaat van iemand die iets over het onderwerp heeft gezegd)

Slide 7 - Tekstslide

Achtergrondinformatie
Vertel kort en bondig waar de tekst over gaat. Probeer in enkele zinnen de situatie zoals deze nu rondom het onderwerp is te schetsen. Dit is lastig, want je moet een zo volledig mogelijk beeld schetsen, maar het wel kort houden.

Slide 8 - Tekstslide

Stelling 
De stelling noemen we ook wel de mening of het standpunt van de auteur. Zorg ervoor dat je hem ook stellig brengt. 
Niet: misschien zou het beter zijn als elke schooldag pas na 10 uur 's morgens begint.
Wel: elke schooldag moet pas na 10 uur 's morgens beginnen.
De stelling is de laatste zin van je inleiding.

Slide 9 - Tekstslide

Slot
Doel: tekst afronden

- het standpunt nogmaals noemen
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- antwoord geven op een belangrijke vraag
- de oplossing voor een probleem geven

Belangrijk:
herhaal je belangrijkste argumenten en noem geen nieuwe informatie meer!

Slide 10 - Tekstslide

Openingszin & Inleiding


Op welke manier 
ingeleid?


Slide 11 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 12 - Quizvraag

In welke alinea's van een overtuigende tekst staat het standpunt?
A
inleiding en middenstuk
B
middenstuk en slot
C
inleiding en slot
D
inleiding, middenstuk en slot

Slide 13 - Quizvraag

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zinnen?
Inleiding
Kern
Slot
En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.
Televisie biedt bovendien de broodnodige ontspanning.
Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.
Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?
Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.
Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.

Slide 14 - Sleepvraag

Krantenartikel
Pak je eigen krantenartikel erbij.

1. Noteer wat voor 'opwarmertje' de schrijver heeft gebruikt. 
2. Op welke manier heeft de schrijver de stelling geformuleerd? Is deze stellig genoeg? Herformuleer de stelling, indien nodig.
3. Welke van de vijf onderdelen die in een slot kunnen staan, staan erin? Noteer ze.

Slide 15 - Tekstslide

Les 2

Lezen ('5)
Bespreken krantenartikel
Uitleg AUB-principe
Opdracht: Kies een krant uit de krat

Slide 16 - Tekstslide

Sterke argumenten met AUB



AUB is hier geen Alstublieft maar.......

Slide 17 - Tekstslide

Ten eerste/ ten tweede/ten derde/bovendien/...

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
  • Je pakt een krant.
  • Blader de krant door en ga op zoek naar drie teksten over onderwerpen die jouw interesse wekken.
  • Maak foto's van de artikelen.
  • Lever de foto's in op de volgende slides.

Klaar? Maak opdracht 7 en 8, blz. 207

Slide 19 - Tekstslide

Les 3
Lezen ('5)
Nog geen 3 artikelen/onderwerpen gevonden? Zoeken tijdens lezen
Uitleg overtuigend schrijven
Opdracht: vergelijk drie betogen. 
Bespreken opdracht

Slide 20 - Tekstslide

Les 3
Lezen ('5)
Uitleg overtuigend schrijven
Opdracht: vergelijk drie betogen
Bespreken opdracht

Slide 21 - Tekstslide

Overtuigend schrijven
Je doel is overtuigen, dus je kunt het beste:
  • helder formuleren (signaalwoorden gebruiken)
  • beeldend formuleren: show, don't tell
  • zelfverzekerd formuleren, gebruik geen woorden als misschien, mogelijk, zou kunnen, wellicht, eventueel
  • gevarieerd formuleren, je zorgt voorafwisseling in zinslengte, zinsdeelvolgorde en woordkeuze
  • persoonlijk formuleren, je gebruikt zoveel mogelijk actieve zinnen

Slide 22 - Tekstslide

Formuleren: bedrijvende en lijdende zinnen.
Actieve zinnen - zinnen in de bedrijvende vorm - leggen de nadruk op de handelende persoon en zorgen daarmee voor een levendiger en persoonlijker tekst.

Passieve zinnen - zinnen in de lijdende vorm - zijn afstandelijker en formeler dan de actieve zin.

Slide 23 - Tekstslide

Passieve zinnen
Je herkent passieve zinnen aan de hulpwerkwoorden zijn of worden in combinatie met een voltooid deelwoord.

Passieve zinnen gebruik je als je geen nadruk wil leggen op de handelende persoon, bijvoorbeeld omdat je hem niet kent of als je de persoon niet wilt noemen.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht betogen vergelijken
Vergelijk de drie betogen met elkaar.
Noteer van elk betoog de plus- en minpunten: 
- blijkt het tekstdoel uit de titel?
- hoe is de inleiding opgebouwd?
- zijn de alinea's in de kern opgebouwd volgens AUB?
- slot: geen nieuwe informatie, herhaling van argumenten en stelling?
- kwaliteit van de argumenten: feitelijk, goed onderbouwd?
- taalgebruik
Bepaal tot slot welk betoog volgens jullie het best is en welke het minst goed.

Slide 25 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Verklaringstructuur
Verschijnsel -> kernmerken, voorbeelden, verklaringen -> samenvatting of conclusie


Slide 26 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Aspectenstructuur
Onderwerp) -> diverse aspecten van onderwerp -> samenvatting


Slide 27 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Voor- en nadelenstructuur
Vraag of stelling -> voor- en nadelen -> afweging en conclusie


Slide 28 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Probleem-oplossing
Probleem -> gevolgen, oorzaken, oplossingen -> beste oplossing


Slide 29 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Verleden, heden, toekomst
Introductie onderwerp -> situatie vroeger, situatie nu (voorspelling toekomst) -> conclusie of voorspelling toekomst


Slide 30 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Vraag-antwoordstructuur
Vraag -> antwoorden -> samenvatting of conclusie


Slide 31 - Tekstslide

Vaste tekstructuren
Argumentatiestructuur
Stelling, standpunt  -> argumenten voor, tegenargumenten -> herhaling stelling (of antwoord vraag)


Slide 32 - Tekstslide

Plaats hier een foto van je eerste artikel.

Slide 33 - Open vraag

Plaats hier een foto van je tweede artikel.

Slide 34 - Open vraag

Plaats hier een foto van je derde artikel.

Slide 35 - Open vraag

Les 4
Bespreken betogen
Beoordelingsformulier maken in groepjes van 3-4 

Huiswerk voor dinsdag: maak een top drie met onderwerpen waarover jij je betoog wil schrijven. Let op: je eerste onderwerp is dus je eerste keuze! Lever je top drie in via ELO. In ELO zie je ook welk onderwerp is goedgekeurd. 

Vanaf de volgende les geldt: voor elk onderdeel moet je een GO hebben, voor je verder mag! Elk onderdeel moet worden ingeleverd in ELO.

Slide 36 - Tekstslide

Beoordelingsformulier maken
Jullie maken deze les een beoordelingsformulier voor het betoog in groepjes van 3-4.
Doe dat als volgt:
1. Noteer individueel minimaal 8 criteria voor een betoog die volgens jou in het beoordelingsformulier thuishoren.
2. Vergelijk nu in je groepje de criteria, noteer alle criteria die volgens jullie belangrijk zijn en maak er een duidelijk en zo compleet mogelijk beoordelingsformulier van.
Op de volgende slides staan twee voorbeelden. 
3. Lever in het beoordelingsformulier/rubric in (1 per groepje, alle namen in het document vermelden) via de mail: aje@hetstreek.nl.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Les 5
 
Uitleg bronnen - verwijzing in tekst en betrouwbaarheid
Ga op zoek naar bronnen: zoek bruikbare informatie en markeer deze.
Let op!
- bronnen moeten actueel zijn (maximaal 1 jaar oud)
- bronnen moeten betrouwbaar zijn.

Slide 40 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen
Houd altijd in gedachten: hoe betrouwbaar is deze bron?


Controleer bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een internetsite de volgende punten:

Slide 41 - Tekstslide

- De auteur en/of de organisatie
  • Van wie is de site? Wie is de schrijver? Heeft de schrijver/eigenaar van de site belangen bij de informatie (verkopers verdraaien de waarheid vaak)

  • Controleer wie de eigenaar is van een bepaalde site met www.who.is  

  • Website met de extensie .gov of .edu zijn van een overheidsinstantie of educatieve site (en dus eigenlijk altijd betrouwbaar) 


- Het doel van de informatie

  • Welke bedoeling heeft de auteur? Een overtuigende tekst is vaak minder betrouwbaar dan een informerende tekst. 

  • Is de site eigendom van een organisatie met bepaalde belangen?

Slide 42 - Tekstslide

- De inhoud

  • Voor welke doelgroep is de informatie bestemd?  

  • Is de informatie controleerbaar? Worden er bronnen genoemd?



- De actualiteit


  • Hoe recent is de informatie? Wanneer is er voor het laatste een update geplaatst?

Slide 43 - Tekstslide

Kortom
Wie is de schrijver? 
Wat is het voor soort bron?
Is de informatie controleerbaar?
Wanneer is de bron geschreven?

Slide 44 - Tekstslide

Betrouwbare bronnen:

Voorbeelden:
  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Google Scholar
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool

Slide 45 - Tekstslide

Les 6
Bronvermelding APA
Zelf aan de slag: 
Markeer de informatie in je meegenomen bronnen en probeer al te ordenen (argumenten voor, tegenargumenten, weerleggingen). 
Doe dat zo overzichtelijk mogelijk, dus gebruik bijvoorbeeld verschillende kleuren.
Lever bronnen én argumentatieschema aan het einde van de les in bij je docent.

Slide 46 - Tekstslide

Hoe verwijs je naar bronnen?
  • Letterlijk overnemen zonder bronvermelding = plagiaat en heeft grote gevolgen
  • Verwijzen:
                 Volgens [...]
                 Onderzoek van [...] toont aan dat [...]

Slide 47 - Tekstslide

bronvermelding
Volgens APA-stijl. De APA-stijl is gemaakt door de American Psychological Association.









Slide 48 - Tekstslide

citeren en parafraseren
citeren = tussen haakjes letterlijk tekst uit bron overnemen. 
parafraseren = tekst uit bron in eigen woorden overnemen. 

Slide 49 - Tekstslide

“Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat er een enorm verschil is tussen de generatie van grootouders, ouders en kinderen op het gebied van buiten spelen”, zegt Pauline van der Loo, afdelingshoofd bij Jantje Beton (NOS, 2018).
Terwijl bijna 70 procent van de opa’s en oma’s, en 65 procent van de ouders als kind meer buiten speelde dan binnen, geldt dit nu nog voor slechts 10 procent van de kinderen (NOS, 2018).

Slide 50 - Tekstslide

Bronvermelding - APA
In tekst:
De Caluwe en Schutter (2004) zeggen dat  straattaal niet alleen andere woorden heeft, maar ook een heel ander ritme.
Straattaal heeft niet alleen andere woorden, maar ook een ander ritme (De Caluwe & Schutter, 2004). 

Slide 51 - Tekstslide

Bronvermelding - lijst
De Caluwe, J., Schutter, A. (2004). De invloed van jongeren op taal. Gent: Academia Press.

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Link

Pak het eerste lesboek dat je tegenkomt uit je tas en noteer de bron zoals die in een bronnenlijst hoort te staan.

Slide 55 - Open vraag

En nu het laatste artikel dat je hebt gelezen op je laptop of telefoon.

Slide 56 - Open vraag

Les 7
GO voor je artikelen?
Maak een schrijfschema. Lever in!

Slide 57 - Tekstslide

Les 8
Deze les schrijven jullie het betoog.

Gebruik daarbij het argumentatieschema en je verzamelde bronnen.

Slide 58 - Tekstslide

Les 9

Deze les mogen jullie weer verder met het betoog.

Controleer of je de bronnen op de juiste manier hebt vermeld in je betoog. Zie slide 40 t/m 46 voor de uitleg.

Slide 59 - Tekstslide

Les 10
 inlevermoment eerste versie; tijdens les feedback door klasgenoten

Slide 60 - Tekstslide

Elkaars betoog beoordelen
  1. Groepjes van 3-4
  2. Stuur je betoog naar de leerlingen die in je groepje zitten.
  3. Vul de beoordelingsformulieren in over de betogen die je hebt ontvangen. 
  4. Mail de beoordelingsformulieren naar je groepsgenoten (met mij in de cc)
  5. Zorg ervoor dat je minimaal 15 minuten voor tijd de formulieren hebt opgestuurd en bespreek eventuele onduidelijkheden in de formulieren met elkaar.

Slide 61 - Tekstslide

Les 11
Gelegenheid tot herschrijven. Einde van de les moet het betoog ingeleverd zijn.
Check onderaan je tekst of je je bronnen goed hebt genoteerd. 

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide