Schrijven en formuleren

Schrijven en formuleren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

woensdag 3 maart
Leerdoelen
Uitleg betogende tekst, blokjesschema
M. opdracht 3 en 4

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les....

... weet je weer welke begrippen vanuit leesvaardigheid bij elkaar horen en ook gebruikt worden voor het schrijven van een tekst.
...begrijp je waarom het schrijven van een betoog belangrijk kan zijn.
... kun je uitleggen waarom het schrijven van een betoog handig is.
...kun je uitleggen wat de verschillen zijn tussen sterke en zwakke betogen.

Slide 3 - Tekstslide

Een betoog schrijven
Waarom handig?
- Een belangrijke persoon overtuigen.
-Organisatie, vereniging, stichting etc. overtuigen.
- Later ook handig tijdens studie en werk!
- Familie overtuigen?

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding
Onderwerp - waar gaat het artikel over
Aanleiding - waarom je het artikel schrijft
Mening - wat jouw mening is over het onderwerp.

Let op: vermijd woorden als 'ik vind...', 'mijn mening is..', etc.
Kan wel bij een ingezonden brief, niet bij een artikel!

Slide 5 - Tekstslide

Kern
Argumenten en onderbouwing bij argumenten
Sterkste argument eerst!
Elke argument staat in een nieuwe alinea
Verbind de alinea's met signaalwoorden die een opsomming aangeven: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Slot
Conclusie
Herhalen van argumenten en je stelling.
Begin met het woord 'dus'.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 8 - Quizvraag

In welk gedeelte van een betoog staan meestal de argumenten?
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
titel

Slide 9 - Quizvraag

In welk gedeelte van een betoog staat meestal het onderwerp?
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
titel

Slide 10 - Quizvraag

In een betoog wordt de conclusie meestal beschreven in de:
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
titel

Slide 11 - Quizvraag

In een betoog wordt het standpunt meestal beschreven in de:
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
titel

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vind je de kernzin meestal?
A
Eerste alinea of laatste alinea
B
Eerste zin van een alinea
C
Eerste zin of laatste zin van een alinea
D
Eerste of laatste zin van een alinea. Maar dit hoeft niet altijd.

Slide 13 - Quizvraag

Argumentatieschema
Hier staat het standpunt
argument
argument
argument
argument

Slide 14 - Tekstslide

Nu jullie!
Bestudeer de volgende slides, beantwoord de bijbehorende vragen.

Slide 15 - Tekstslide

Lees het volgende betoog (in delen)
Titel 
Inleiding

Slide 16 - Tekstslide

Noteer het onderwerp en de mening van de schrijver.

Slide 17 - Open vraag

Kern
Middenstuk/Kern

Slide 18 - Tekstslide

Aan welke eisen voldoet de kern niet?
- gebruik van signaalwoorden
- bijna elke keer een kernzin als 1e zin
- elk argument heeft een eigen alinea
- de argumenten zijn met feiten of
redeneringen uitgewerkt.

Slide 19 - Open vraag

Slot
In het slot herhaal je jouw standpunt en geef je een beknopte samenvatting van je argumenten.
Conclusie / samenvatting?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de conclusie van de schrijver?

Slide 21 - Open vraag

Sleepvraag
Wat hoort waar? Sleep de zinnen naar de juiste plek in het argumentatieschema.

Slide 22 - Tekstslide

De mineralen die we nodig hebben, halen we uit ons eten en niet uit drinkwater
Het is onzin te denken dat je gezonder bent als je meer water drinkt
Te veel water overbelast de nieren
Water is geen energieleverancier

Slide 23 - Sleepvraag

maandag 8 maart
Maak opdracht 7 en 8, par. 3.4 op blz. 185
Maak de opdrachten in je schrift of in een word-document.
Lever in via Teams.
Vragen? Kom online in Teams.

Slide 24 - Tekstslide

dinsdag 9 maart
Schrijf een betoog aan de hand van het blokjesschema van de vorige les (opdracht 9)
Inleveren via Teams
De volgende les gaan we in groepjes een beoordelingsformulier maken.


Slide 25 - Tekstslide

Het schrijfplan
Waarom?
- Brainstormen, voorbereiden (fase).
- Biedt structuur voor betoog.
- Geeft houvast om alinea's makkelijker te schrijven.

Slide 26 - Tekstslide

Het schrijfplan
Onderwerp: geeft in paar woorden aan waar jouw betoog over gaat.
Publiek: geeft aan voor welke groep mensen jij schrijft.
Tekstdoel: overtuigen
Inleiding: eerste alinea van de tekst. Geeft aan wat jouw standpunt is over de stelling.
Middenstuk: bevat drie argumenten en onderbouwingen. Waarom ben jij voor of tegen deze stelling?
Slot: laatste alinea tekst. Geeft conclusie, samenvatting, advies. Herhaling standpunt uit inleiding.

Slide 27 - Tekstslide

 woensdag 10 maart
We maken een beoordelingsformulier in viertallen. Aan welke eisen moet volgens jullie een goed betoog voldoen? Noem minimaal 5 criteria. Meer mag altijd!
Maak er een duidelijke rubric van. Gebruik eventueel bij jullie overleg de LessonUp 'schrijven en formuleren'.
Lever in via Teams.

Slide 28 - Tekstslide