V3 H5 Spelling (lastige leestekens) en H6 spellingcheck

Spelling en daten (15)
  • Lees het artikel over spelling en daten. Kijk in het mapje: Classroom Spelling.
  • Bedenk in welke situaties jij correct spellen belangrijk vindt!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling en daten (15)
  • Lees het artikel over spelling en daten. Kijk in het mapje: Classroom Spelling.
  • Bedenk in welke situaties jij correct spellen belangrijk vindt!

Slide 1 - Tekstslide

Spelling belangrijk bij?

Slide 2 - Woordweb

Spelling is van belang bij een sollicitatiebrief
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Spelling is van belang bij een whatsapp aan vrienden
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Spelling is van belang bij een mail aan een docent
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Leestekens      .    ,  :    ;    "

Slide 6 - Tekstslide

Planning
Startopdracht (15)
Leestekens (15)
Quiz (10)
Aan de slag! (25)
Afsluiten (5)

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens, waarom?
Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

Daarnaast wil je ook dit voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
,  :  "  ; 

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin waarin je een komma goed gebruikt.

Slide 11 - Open vraag

Komma (rust in de zin)
- Voor of na een aanspreking (Zeg, zou je even stil willen zijn, jongedame?)
- Tussen twee persoonsvormen. (Terwijl hij sliep, werd zijn huis versierd.)
- Voor een verbindingswoord (Hij moet naar school, maar wil liever gamen)
- Bij een opsomming. (Ik hou van wandelen, fietsen, lezen en vakantie.)
- Tussen hoofdzin en bijzin als de delen lang zijn.
We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat nog niet helemaal af was. 
- Voor en achter een bijstelling (De docent, mevrouw Wijnands, legt uit.)

Slide 12 - Tekstslide

Dubbele punt: aankondiging
- citaat (directe rede): Hij zei: "Nu even stil!"
- gedachte (geen aanhalingstekens!): Ze dacht: ik snap dit nog niet.
- een aangekondigde opsomming: Eten met een p lust iedereen: pizza, patat en pannenkoeken. MAAR Ik eet graag pizza, patat en pannenkoeken.
- Een uitleg of toelichting: Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn man had rode rozen gekocht. In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' bij denken (maar dan natuurlijk met een komma!)

Slide 13 - Tekstslide

Puntkomma
- als twee hoofdzinnen sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Beginnen jullie maar vast; ik kom iets later.
(Je kunt er ook twee losse zinnen van maken, maar dan zie je de samenhang minder)Beginnen jullie maar vast. Ik kom iets later.
- Als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Bij de laatste staat dan een punt. Zie blz. 171, Spelling H5.



Slide 14 - Tekstslide

Aanhalingstekens
- bij citaten: Hij zei: 'Ik begin het al te begrijpen'.
'Goed hoor,' zei de docent, 'ga maar even je boek verlengen.'
- Als het woord bedoeld wordt, niet de betekenis: Hoe schrijf je 'barbecue'?
- Als je het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt:
Ik vind huiswerk magen echt 'superleuk'. 


Slide 15 - Tekstslide

Waarom belangrijk?
'Dubbele punt en puntkomma, die gebruik ik toch nooit.'

- Het is belangrijk om de functies van leestekens te begrijpen voor een beter tekstbegrip. 

Slide 16 - Tekstslide

De concertkaartjes waren erg populair: er stonden lange rijen voor de kassa.

Het leesteken is correct gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen (?) hij moet dus vroeg op staan.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 18 - Quizvraag

Senna is aan het einde van haar studie Nederlands (?) ze hoopt in maart af te studeren.

Welk leesteken hoort in bovenstaande zin op de plaats van het (?)
A
. Z
B
:
C
;
D
"

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf onderstaande regel foutloos:
merel wil jij vanavond op sam passen als wij naar de familie van vliet gaan vroeg vader

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 1 t/m 4 van Spelling H5
Hoe? Online methode
Tijd? 25 minuten
Hulp? 15 minuten zelfstandig, 10 minuten samen
Klaar? Bestuderen leerstofoverzicht
+ maken werkwoordspellingsopdrachten van Spelling (vaak laatste paar opdrachten in lesboek)

Slide 21 - Tekstslide

Volgende les
Herhalen
+ extra oefenen ww-spelling

Inleveren schrijfopdracht literaire begrippen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 spelling
  • Controleer altijd je spelling achteraf, gebruik:
  • Spellingcheck in word (Let op: onjuist gespelde werkwoorden niet altijd gesignaleerd) 
  • Woordenlijst Nederlandse taal (http://woordenlijst.org/) 
  • (online) woordenboek

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet je verder weten?
  • H1 Trema, apostrof, accenttekens en cedile -> nodig voor uitspraak
  • H2 Met of zonder N (sommige / sommigen)
  • H3 Schrijven van getallen
  • H4 Afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en symbool 
  • WERKWOORDSPELLING

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: H5 en H6 spelling afronden in online methode (volgens werkdocument)

Let extra op werkwoordspelling!
Maak een lijst met aandachtspunten voor jezelf van H1 t/m H6
Handige site om te oefenen: Cambiumned

Slide 26 - Tekstslide