Schrijven 4 en interpunctie

Vijfminutenstart
Werken aan eindversie
tekst en/of spelling 
"Leestekens"

Klaar?: schrijven 4
les 5 en 6 en/of verder
met spellingapp 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vijfminutenstart
Werken aan eindversie
tekst en/of spelling 
"Leestekens"

Klaar?: schrijven 4
les 5 en 6 en/of verder
met spellingapp 

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven 4 en interpunctie
Klas 2

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Je kent de regels voor de toepassing van leestekens.
- Je kunt leestekens op de juiste plaats zetten.
- Je kunt zelf een tekst schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens

Slide 4 - Woordweb

Met welke leestekens kan een zin eindigen?

Slide 5 - Open vraag

Einde van een zin:
- Punt .
- Vraagteken ?
- Uitroepteken !

Let op!: Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt/uitroepteken/vraagteken.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen voegwoorden
C
In opsommingen
D
A, B en C

Slide 7 - Quizvraag

Kommagebruik:
- Tussen twee persoonsvormen: Wat jij zegt, is niet waar!
- Tussen voegwoorden: Ik zeg dit, omdat het waar is. Hij zegt niets, want hij is zijn stem kwijt. Jullie luisteren goed, zodat jullie de oefeningen begrijpen.
- In opsommingen: In mijn etui zitten pennen, potloden, een geodriehoek, een gum en een puntenslijper.

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een puntkomma?

Slide 9 - Open vraag

Puntkomma:
Een puntkomma is een wat grotere scheiding dan een komma en een wat kleinere scheiding dan een punt. De stukken voor en na de puntkomma zouden ook elk een complete zin kunnen zijn.
Voorbeeld: Die game is het echt helemaal; vooral de designs zijn goed gelukt.
De puntkomma wordt ook gebruikt in opsommingen met langere delen: De werkzaamheden bestaan uit: het schoonmaken van de wc; het opmaken van de bedden en het koken van maaltijden.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 11 - Open vraag

Dubbele punt:
Een dubbele punt geeft een 
aankondiging aan.

Voorbeelden hiervan zijn: 
gedachten, citaten, stukjes tekst,
opsommingen, verklaringen en
redenen.

Slide 12 - Tekstslide

Citeren

Slide 13 - Woordweb

Citeren:
Als je letterlijk weergeeft wat iemand gezegd heeft (= citeren), dan plaats je die tekst tussen aanhalingstekens. Zo'n tekst noem je een citaat.
Citaten houden in principe hun leestekens, zoals hoofdletter, komma en punt.
Joost zei: ‘Ik houd van appeltaart, maar niet van carrotcake.’
Als een citaat maar een stukje van een zin is, heb je geen hoofdletter en punt nodig.
Joost vertelde mij dat hij van ‘smeuïge appeltaart met citroen’ houdt.


Slide 14 - Tekstslide

Citeren:
Als je een citaat onderbreekt, gebruik je twee komma’s. Deze vallen buiten de aanhalingstekens.

‘Ik’, zei Joost, ‘houd van appeltaart.’

Als in het citaat een komma staat, heb je geen extra komma buiten de aanhalingstekens nodig.
‘Ik houd van appeltaart,’ zei Joost, ‘maar niet van carrotcake.’

Slide 15 - Tekstslide

Citeren:
Joost zei: ‘Ik houd van appeltaart.’
Als er een vraag- of uitroepteken na het citaat komt, valt de punt van het citaat weg.
Zei Joost: ‘Ik houd van appeltaart’?
Als de zin doorloopt na het citaat, valt de punt van het citaat weg.
‘Ik houd van appeltaart’, zei Joost.
Uitroeptekens en vraagtekens blijven wel staan als de zin doorloopt na het citaat.
‘Houd jij ook van appeltaart?’ zei Joost.
‘Ik ben dol op appeltaart!’ riep Joost.



Slide 16 - Tekstslide

Welk leesteken moet er aan het einde van de volgende zin?: Wie heeft mij etui gepakt
A
Punt .
B
Uitroepteken !
C
Vraagteken ?

Slide 17 - Quizvraag

Welk leesteken moet er aan het einde van de volgende zin?: Vanochtend ben ik naar school gelopen
A
Punt .
B
Uitroepteken !
C
Vraagteken ?

Slide 18 - Quizvraag

Welk leesteken moet er aan het einde van de volgende zin?: Blijf van mijn spullen af
A
Punt .
B
Uitroepteken !
C
Vraagteken ?

Slide 19 - Quizvraag

Komma
Geen komma
Waar hij is weet ik niet.
Zij gaan erheen omdat het moet.
Jullie houden van patat en frikandellen.
Wil je thee of koffie?
Wat drinken ze?: cola sinas water...
Ze gaat 
want ze 
moet werken.

Slide 20 - Sleepvraag

Typ de volgende zin over en zet leestekens waar nodig: Waar heb je die mooie jas gekocht

Slide 21 - Open vraag

Typ de volgende zin over en zet leestekens waar nodig: Houd de dief riep de winkelier

Slide 22 - Open vraag

Begrijp je wanneer je welke leestekens gebruikt?
Ja, dat snap ik goed!
Ik snap het wel.
Nee, ik snap niet alles.
Nee, ik heb meer uitleg nodig.

Slide 23 - Poll

Werken aan de weektaak:
- Spelling 'Leestekens'
- Eindversie tekst (uiterlijk donderdag 22 mei inleveren)

Klaar?: Schrijven 4, les 5 + 6, verder met de spellingapp

Slide 24 - Tekstslide