Kerndoel 40 > les 1c > Leeft het?

Kerndoel 40
De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 4,5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kerndoel 40
De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

Slide 1 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 3/4:
V E R SC H E I D E N H E I D E N E E N H E I D

  • (delen van) planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur 
  • dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen

Slide 2 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 3/4:
I N S T A N D H O U D I N G

  • mensen en dieren hebben water, voedsel en beschutting nodig
  • planten hebben voor groei en ontwikkeling voedsel, water, licht en de juiste temperatuur nodig
  • planten en dieren doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia
  • planten en dieren passen zich aan aan de seizoenen

Slide 3 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 3/4:
R E L A T I E  M E T  D E  O M G E V I N G

  • het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier
  • de omgeving biedt organismen voedsel, water, licht en leefruimte

Slide 4 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 5/6:
V E R SC H E I D E N H E I D E N E E N H E I D

  • planten en dieren zijn op basis van kenmerken in te delen in soorten
  • planten zijn in te delen in de hoofdgroepen: wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten
  • eigenschappen en kenmerken van organismen passen bij de omgeving waarin ze leven (schutkleur, vorm)

Slide 5 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 5/6:
I N S T A N D H O U D I N G

  • soortkenmerken worden doorgegeven aan nakomelingen
  • sommige delen van het lichaam hebben een beschermende functie
  • sommige diersoorten vertonen gedaanteverwisseling
  • onderdelen van een plant kunnen uitgroeien tot nieuwe individuen
  • vorm van verspreiding bij planten hangt samen met omgeving

Slide 6 - Tekstslide

Kerndoel 40
Groep 5/6:
R E L A T I E  M E T  D E  O M G E V I N G

  • organismen hebben bepaalde relaties in voedselketens
  • een biotoop kenmerkt zich door de aanwezigheid van bepaalde planten en dieren

Slide 7 - Tekstslide

Dit ga je vandaag leren:
  • Deze les gaat over alles wat leeft in de natuur.
  • Je leert wat leeft en wat niet leeft.
  • Je leert wat energie is en waar het voor nodig is.
  • Je leert dat bewegen bij leven hoort.
  • Je leert dat dieren en planten zich voortplanten. 

Slide 8 - Tekstslide

Levend of niet?
De wereld is vol leven.
Haal maar eens diep adem.
Je voelt dan dat je leeft: je bent levend.
Ook planten en dieren leven. 
Iets wat levend is, ademt, groeit, verandert en beweegt. 

Slide 9 - Tekstslide

Levend of niet?
Niet alles om je heen leeft.
Veel van wat je om je heen ziet, leeft niet.
Zoals een bal, een stoel en je fiets.
Stenen, zand en water leven ook niet. 

Slide 10 - Tekstslide

Energie
Alles wat leeft, heeft energie nodig.
Planten maken hun eigen energie.
Met hun bladeren vangen ze het licht van de zon op.
Ze nemen ook lucht op.
Met hun wortels halen ze water uit de grond. 
Iemand die veel energie heeft, heeft veel zin en kracht om iets te doen. 
Wortels: het deel van de plant dat onder de grond zit; met zijn wortels haalt de plant water uit de grond. 

Slide 11 - Tekstslide

Energie
Alles wat leeft, heeft energie nodig.
Planten maken hun eigen energie.
Met hun bladeren vangen ze het licht van de zon op.
Ze nemen ook lucht op.
Met hun wortels halen ze water uit de grond. 
Iemand die veel energie heeft, heeft veel zin en kracht om iets te doen. 
Wortels: het deel van de plant dat onder de grond zit; met zijn wortels haalt de plant water uit de grond. 

Slide 12 - Tekstslide

Energie
Alles wat leeft, heeft energie nodig.
Planten maken hun eigen energie.
Met hun bladeren vangen ze het licht van de zon op.
Ze nemen ook lucht op.
Met hun wortels halen ze water uit de grond. 
Iemand die veel energie heeft, heeft veel zin en kracht om iets te doen. 
Wortels: het deel van de plant dat onder de grond zit; met zijn wortels haalt de plant water uit de grond. 

Slide 13 - Tekstslide

Filmpje (1.37 min)
Fotosynthese
Een plant maakt zijn eigen voedsel

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Energie
Dieren hebben energie nodig, net als planten.
Maar ze kunnen zelf geen energie maken.
Ze krijgen energie door te eten.
Dieren hebben ook water nodig: ze drinken.
Ook jij eet en drinkt om energie te krijgen. 
Iemand die veel energie heeft, heeft veel zin en kracht om iets te doen. 

Slide 16 - Tekstslide

Bij leven hoort bewegen
Bij leven hoort bewegen. 
Een plantje komt uit de grond omhoog.
Het groeit en wordt groter.
Een dier loopt, rent, springt, vliegt, zwemt...
Ook jij beweegt.

Slide 17 - Tekstslide

Bij leven hoort bewegen
Een bal beweegt pas als jij ertegen schopt.
Wat niet leeft, kan niet uit zichtzelf bewegen. 

Slide 18 - Tekstslide

Bij leven hoort bewegen
Alles wat leeft, reageert op de omgeving.
Een bloem richt zich naar de zon.
Dieren reageren met hun zintuigen.
Ook jij reageert op de wereld om je heen. 
Reageren: iets terugdoen of iets terugzeggen; een reactie geven. 
Omgeving: alles wat om je heen is. Elke plek heeft een omgeving. 
Zintuigen: zien, horen, proeven, ruiken en voelen doe je met je zintuigen. Ook dieren gebruiken hun zintuigen. 

Slide 19 - Tekstslide

Groeien en jonkies krijgen
Alles wat leeft, plant zich voort.
Planten hebben zaadjes.
Uit elk zaadje groeit een nieuw plantje. 

Voortplanten: Dieren die zich voortplanten krijgen jongen. Mensen krijgen baby's. Bij planten groeit er een nieuw plantje uit een zaadje. 

Slide 20 - Tekstslide

Groeien en jonkies krijgen
Dieren krijgen jongen.
Uit de eieren van de moeder-eend komen eenden-kuikentjes.
Als ze groot zijn, zien ze er precies zo uit als hun ouders.

Wat niet leeft, kan zich niet voortplanten

Voortplanten: Dieren die zich voortplanten krijgen jongen. Mensen krijgen baby's. Bij planten groeit er een nieuw plantje uit een zaadje. 

Slide 21 - Tekstslide

Filmpje (0.36 min)
Voortplanting van de libel
Hoe planten libellen zich voort?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Groeien en jonkies krijgen
Alles wat leeft, groeit en verandert.
De bladeren aan een boom veranderen van kleur.
In de herfst vallen ze op de grond.
Alles wat leeft, wordt oud en gaat dood.

Wat niet leeft, kan niet doodgaan. 

Slide 24 - Tekstslide

Filmpje (2.06 min)
Bomen in de herfst
Waarom verliest een boom zijn blaadjes in het najaar?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Evaluatie van de les

Slide 27 - Tekstslide

Levend of niet?

Een boom
A
levend
B
niet levend

Slide 28 - Quizvraag

Levend of niet?

Speelgoedauto
A
levend
B
niet levend

Slide 29 - Quizvraag

Levend of niet?

Fiets
A
levend
B
niet levend

Slide 30 - Quizvraag

Levend of niet?

Konijn
A
levend
B
niet levend

Slide 31 - Quizvraag

Wat heeft een dier nodig om in leven te blijven?

Slide 32 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk zintuigen (5)

Slide 33 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk zintuigen (5)
Zintuigen: zien, horen, proeven, ruiken en voelen doe je met je zintuigen. Ook dieren gebruiken hun zintuigen. 

Slide 34 - Tekstslide

Noem 2 dingen waar deze les over ging.

Slide 35 - Woordweb

Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat: 
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 36 - Tekstslide