3 havo H19

3 havo - 25 januari
Goedemorgen 3 havo! Log vast in op lessonup.com, we gaan deze les het volgende doen:
  • herhalen 'opbouw van argumentatie I en II'
  • maken en nabespreken opdracht 6 en 7 blz.80-81
  • doel: Je kent en herkent de verschillende argumentatiestructuren.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3 havo - 25 januari
Goedemorgen 3 havo! Log vast in op lessonup.com, we gaan deze les het volgende doen:
  • herhalen 'opbouw van argumentatie I en II'
  • maken en nabespreken opdracht 6 en 7 blz.80-81
  • doel: Je kent en herkent de verschillende argumentatiestructuren.

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen  
  • meningen en argumenten
  • argumentatiestructuren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen, daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
De meeste ... horen;
B
daarom ... Songfestival.

Slide 3 - Quizvraag

Feitelijk of niet-feitelijk argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen, daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het standpunt/de mening?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
Je moet ... uitgaat,
B
want de ... boven nul.

Slide 5 - Quizvraag

Feitelijk of niet-feitelijk argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het argument?
De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.
A
De militaire ... worden.
B
Dat zal ... bijbrengen.

Slide 7 - Quizvraag

De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.

Soort argument?
A
feitelijk
B
niet-feitelijk

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het argument?
Omdat de overheid jaarlijks zo'n 2  miljard euro kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
de overheid ... zorgkosten.
B
moet ... verboden worden.

Slide 9 - Quizvraag

Omdat de overheid jaarlijks zo'n 2 miljard euro kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.

Soort argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk

Slide 10 - Quizvraag

Het is belachelijk dat ik een te-laat-briefje moet halen. Vorige week was Clement ook vijf minuten te laat bij u en hij mocht zonder briefje binnenkomen.

Soort argument?
A
vergelijkingsargument
B
ervaringsargument
C
nut of (on)gewenst gevolg
D
emotioneel argument

Slide 11 - Quizvraag

Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want er gebeuren te veel ongelukken.

Soort argument?
A
niet-feitelijk argument
B
feitelijk argument

Slide 12 - Quizvraag

We moeten massaal overstappen op herbruikbare energie, want de fossiele brandstoffen raken op en zijn zeer vervuilend.

Soort argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 13 - Quizvraag

Welke 4 argumentatiestructuren bestaan er?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De HMD is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Het moment van jouw verjaardagsfeest is niet zo goed gekozen. Veel van je vrienden moeten hard studeren. Ze hebben de volgende dag een belangrijke geschiedenistoets.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!

Lees de tekst op blz. 80 en maak in groepjes opdracht 6 en 7a,b,c op blz. 81

Slide 20 - Tekstslide

6a. Waarom kosten scholen voor hoogbegaafde kinderen extra geld?

Slide 21 - Open vraag

6b. Noem drie redenen

Slide 22 - Open vraag

6c.Wat leert een hoogbegaafdede kind in het hoogbegaafdonderwijs, wat hij op een normale school niet leert?

Slide 23 - Open vraag

6d. Waarom is het voor een niet sociaal om een hoogbegaafd kind op een normale school mee te laten draaien?

Slide 24 - Open vraag

7a. Wat is de mening of de standpunt van de schrijver?

Slide 25 - Open vraag

7b. Waar gebruikt de schrijver nevenschikkende argumentatie?

Slide 26 - Open vraag

7c. Waar gebruikt de schrijver ondergeschikte argumentatie?

Slide 27 - Open vraag

Zijn er nog vragen?
Volgende week maandag 1 februari toets leesvaardigheid H17-H18-H19

Slide 28 - Tekstslide