3TOP Betoog schrijven

havo/vwo3
Betoog 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

havo/vwo3
Betoog 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert een betoog schrijven
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging

Slide 2 - Tekstslide

Waarom heb jij het nodig om goed te leren argumenteren?

Slide 3 - Open vraag

0

Slide 4 - Video

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 6 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 
  • enkelvoudige argumentatie
  • meervoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren. 

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
  • Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
  • Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
  • De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
  • Je werkt op school onder toezicht.
  • Op school kun je je beter concentreren.
  • Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Je werkt op school onder toezicht. 

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden
Standpunt: ik vind, ik ben van mening
Argument: om te beginnen, ten eerste, daarnaast, verder, bovendien, vervolgens, ten slotte.
Onderbouwing: want, omdat, immers, namelijk.


Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
1) Bedenk bij de onderstaande stelling 2 argumenten en onderbouw deze argumenten. 
Leerlingen die zich nooit ziek melden, moeten recht krijgen op 3 vrije dagen.

Slide 18 - Tekstslide

Signaalwoorden
- Kondig je tegenargument aan met een structurerende zin: Er zijn ook mensen die bezwaren hebben tegen deze maatregel.
- Kondig binnen een alinea met een tegenargument de weerlegging van dit tegenargument aan met een signaalwoord van een tegenstelling: toch, maar, echter,  daar staat tegenover.

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen
Bedenk bij de onderstaande stelling 2 argumenten, een tegenargument en een weerlegging van dit tegenargument. 
Middelbare scholieren moeten minstens 4 uur vrijwilligerswerk doen. 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
1) Kies 1 stelling en werk 1 van de voorargumenten uit tot een alinea van ongeveer 75 woorden.
2) Werk het tegenargument met weerlegging uit tot een alinea van ongeveer 75 woorden.

Slide 21 - Tekstslide

Een betogende tekst schrijven
  1. Cosmetische chirugie moet verboden worden.
  2. Op elke school moet een coming-outdag gevierd worden.
  3. Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. 
  4. Gewelddadige games moeten verboden worden.
  5. Iedereen moet orgaandonor zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
Bedenk,samen of alleen, een standpunt voor je betoog.

Slide 23 - Tekstslide


Een betoog heeft als tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 24 - Quizvraag


Wat moet je als schrijver doen als je tekstdoel overtuigen is?
A
Je legt uit en geeft vooral feiten
B
Je probeert een mening te geven met argumenten.
C
Je probeert lezers te overtuigen iets te gaan doen.
D
Je schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 25 - Quizvraag

Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Schrijver geeft aan of hij het eens of oneens is met de stelling.
Betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling. De stelling moet duidelijk worden in de inleiding. Ook je korte mening.
Een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
In een betoog geef je in het midden aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 26 - Tekstslide

Een stelling:
  • is een zin waarover je van mening   kunt verschillen.
  • is niet te lang.
  • bevat geen ontkenning.

Slide 27 - Tekstslide


Stelling: Het spelen van games is verslavend.
EENS
ONEENS

Slide 28 - Poll

Stelling:

Het spelen van games is verslavend.

Eens of niet?
Kijk op de volgende slide naar de inleiding die bij deze stelling hoort.

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding: Games zijn verslavend.

Slide 30 - Tekstslide


 


  • Stelling: Schooluniformen moeten worden ingevoerd in Nederland.
  • Vóór   of    Tegen?

Oefen met de inleiding
           Kenmerken inleiding:
           Leuke beginzin
           
           Verhaaltje met daarin de stelling verwerkt

            Korte mening over de stelling.

Slide 31 - Tekstslide

Middenstuk
Alinea 2: Argument 1
Alinea 3: Argument 2
Alinea 4: tegenargument + weerlegging

Slide 32 - Tekstslide

Slot
 Alinea 5: -
Herhaling van jouw standpunt in andere woorden.
- Aanbeveling/toekomstverwachting/uitsmijter.
vb: Op schoolfeesten mag niet gedronken worden: dus ik zeg, laat jongeren hun toekomst niet verdrinken.
Of: wacht met alcohol voor later, kies nu voor water.


Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
1) Kies een stelling
2) Zoek informatie op over je gekozen onderwerp
3) Vul het bouwplan in
4) Schrijf je betoog

Slide 34 - Tekstslide