Les 05 - Perspectief en samengestelde zinnen

Perspectief en samengestelde zinnen
Schrijfvaardigheid §26
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Perspectief en samengestelde zinnen
Schrijfvaardigheid §26

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe een schrijver zijn verhaal aan de lezer kan presenteren; 
- welke vertelperspectieven er zijn; 
- wat de kenmerken van de verschillende vertelperspectieven zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Bij grammatica woordsoorten hebben we gezien dat voegwoorden van meerdere zinnen één zin kunnen maken. 

Dit noemen we samengestelde zinnen. 

Een samengestelde zin is een zin die meerdere persoonsvormen bevat. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin heeft altijd minstens één hoofdzin en kan één of meerdere bijzinnen bevatten. 

Bij een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar en kun je er niets tussen zetten. 

Bij een bijzin kun je iets tussen persoonsvorm en onderwerp zetten of staan ze al niet direct naast elkaar. 

Slide 4 - Tekstslide

Onderschikking en nevenschikking
Als we twee hoofdzinnen aan elkaar koppelen, is er sprake van nevenschikking. Hierbij gebruiken we een nevenschikkend voegwoord. 

Als we een bijzijn aan een hoofdzin koppelen, is er sprake van onderschikking. Hierbij gebruiken we een onderschikkend voegwoord. 

Zie pagina 192. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Perspectieven
In een verhaal vinden vaak veel gebeurtenissen plaats, waarbij meerdere personen zijn betrokken. Ieder personage beleeft deze gebeurtenissen op zijn eigen manier. 

Hoe je deze gebeurtenissen als lezer meekrijgt, hangt af van het perspectief waarvoor de schrijver kiest. 

Slide 7 - Tekstslide

Perspectieven
Het  kan een groot verschil maken wie de gebeurtenissen aan ons presenteert. We onderscheiden hierbij grofweg drie vertelperspectieven: 

- de ik-verteller
- de personale verteller
- de auctoriale verteller

Slide 8 - Tekstslide

De ik-verteller
De 'ik' is een personage in het verhaal die vertelt wat hij of zij meemaakt, denkt en voelt. Hij maakt zelf onderdeel uit van het verhaal. 

- De 'ik' weet alleen wat hijzelf meemaakt, denkt en voelt. 
- De 'ik' kan onbetrouwbaar zijn. 
- Als je voor een ik-perspectief kiest, leef je dan in in deze 'ik'; gebruik  de juiste woorden en beschrijf gebeurtenissen die bij hem passen.  

Slide 9 - Tekstslide

De personale verteller
Een personale verteller heeft veel kenmerken van de 'ik'-verteller, maar is toch anders. 

De personale verteller weet van één persoon wat hij meemaakt, denkt en voelt. Deze persoon wordt in de derde persoon aangeduid. 

Let op dat duidelijk blijft welke persoon 'aan het woord' is. 

Slide 10 - Tekstslide

De auctoriale verteller
De auctoriale verteller is alwetend; dit houdt in dat hij alles hoort en ziet, weet wat alle personages denken en weet wat er gebeurd is en nog zal gebeuren. 

De auctoriale verteller kan als enige de lezer direct aanspreken en commentaar geven op de gebeurtenissen. 

Bij dit perspectief kun je door soms subtiel wat extra informatie te geven de spanning vergroten. 

Slide 11 - Tekstslide

Fragmenten
Zo dadelijk volgen wat fragmenten uit verhalen. Geef aan van welke vertelperspectief er sprake is in de betreffende fragmenten. 

Slide 12 - Tekstslide

Fragment 1
De Bree zijn denken was hoekig en norsch. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boersche reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleeren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht. Hij wist ongeveer waar hij heen ging. Hij had er van gehoord. Hij bereikte het plein met onvertraagden tred door de kolking der tochtgaten. Het plein was rechthoekig,
gekoolgruisd het midden in een lijst van keien. Een enorme doode heester, en anders niet, op de verkoolde aarde, de muziektent. Drie hooge wallen van huizen, glas meer dan steen, smal glas tusschen smaller steen, de ramenvolte van armoehuizen. De wallen waren nauwelijks gescheiden door de smalle tochtgaten, spuigaten der verkeerswegen. Kleine groepen stonden fladderend, hier en daar, over het groote plein.                                                      Uit 'Bint' van Ferdinand Bordewijk (1931)

Slide 13 - Tekstslide

In dit fragment is sprake van
A
Een auctoriaal perspectief
B
Een personaal perspectief
C
Een ik-verteller
D
Een meervoudig perspectief

Slide 14 - Quizvraag

Fragment 2
‘Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.


Uit 'De Kroongetuige' van Maarten 't Hart (1983)

Slide 15 - Tekstslide

In dit fragment is sprake van
A
Een auctoriaal perspectief
B
Een personaal perspectief
C
Een ik-verteller
D
Een meervoudig perspectief

Slide 16 - Quizvraag

Fragment 3
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn, soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.                       
 Uit 'Een bord spaghetti' van Adriaan van Dis (1984)

Slide 17 - Tekstslide

In dit fragment is sprake van
A
Een auctoriaal perspectief
B
Een personaal perspectief
C
Een ik-verteller
D
Een meervoudig perspectief

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
 Werk nu aan opdracht 6 tot en met 9 op pagina 109. 

Slide 19 - Tekstslide