Voorbereiding tentamen gespreksvaardigheid

Tentamen fictiedossier
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tentamen fictiedossier

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag...
  • thema
  • personages

  • verhaallijn
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Thema

Slide 3 - Tekstslide

Wat bedoelen we als we het hebben over 'het thema van een boek'?
A
Het soort verhaal, zoals: detective, roman, thriller...
B
Een korte samenvatting van het verhaal.
C
De moeilijkheid van een boek, zoals niveau A, B of C bij de bibliotheek.
D
Een onderwerp van het verhaal, zoals: pesten, oorlog, liefde...

Slide 4 - Quizvraag

Het thema is...
het onderwerp van het verhaal.

Dit moet je kunnen noemen in één woord.
In een verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.

Slide 5 - Tekstslide

Mogelijke vragen tentamen

Slide 6 - Tekstslide

personages

Slide 7 - Tekstslide

personages
1. hoofdpersoon
2. bijfiguren

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken hoofdpersonen
- meerdere karaktertrekken
- het verhaal gaat over hun problemen en hoe ze die oplossen
- je komt gedachten en gevoelens te weten
- ze maken vaak een ontwikkeling door

Slide 9 - Tekstslide

kenmerken bijfiguren
medespelers
- hebben één of twee karaktereigenschappen
- hebben een bepaalde rol in het verhaal
- je weet geen gedachten en gevoelens

figurant
- 'vulling', niet belangrijk voor het verhaal
- hebben geen of nauwelijks tekst

Slide 10 - Tekstslide

Mogelijke vragen over personages

- Wie is de hoofdpersoon? Geef een uitvoerige beschrijving.
- Noem een belangrijke bijpersoon en vertel waarom deze belangrijk is.
- Vind je de hoofdpersoon aardig? Leg uit.

Slide 11 - Tekstslide

perspectief
De manier waarop je naar de gebeurtenissen kijkt.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste uitleg van de vertelsituatie 'ik-vertelsituatie'?
A
Je kijkt door de ogen van persoon. Het is in hij/zij-vorm geschreven.
B
Je kijkt door de ogen van de ik-persoon. Je kent gedachten en gevoelens.
C
Je kijkt door de ogen van een ander. Hij kan in de hoofden en harten van alle personen kijken.
D
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages.

Slide 13 - Quizvraag

Verhaallijn

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een verhaallijn?

Slide 15 - Open vraag

Een verhaallijn
beschrijft de gebeurtenissen van één persoon.

Bij meerdere verhaallijnen gaat iedere verhaallijn over de problemen van één persoon.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat is het verschil tussen fictie en
non-fictie?

Slide 18 - Open vraag

Voorbeelden van
non-fictie teksten

Slide 19 - Woordweb

Welke stelling is juist?

Realistische fictie...
A
is echt gebeurd.
B
kan nooit gebeuren.
C
is niet echt gebeurd, maar het zou wel kunnen.
D
is niet echt gebeurd en kan ook niet gebeuren.

Slide 20 - Quizvraag