Fictie 3 mavo

DOEL

Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een verwerkingsopdracht over een gelezen verhaal of boek duidelijk maken:


1.  Fictie en non-fictie

2. Tijd en opbouw 

3. Personages 

- Uiterlijke kenmerken

- Karaktereigenschappen

4. Genres 

5. Perspectief

6. Spanning

8. Thema 



1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

DOEL

Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een verwerkingsopdracht over een gelezen verhaal of boek duidelijk maken:


1.  Fictie en non-fictie

2. Tijd en opbouw 

3. Personages 

- Uiterlijke kenmerken

- Karaktereigenschappen

4. Genres 

5. Perspectief

6. Spanning

8. Thema 



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Lesboek Nieuw Nederlands

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Tijd en opbouw
- Historische tijd
- Verteltijd (tijd om het te lezen) / vertelde tijd (tijd die voorbij gaat in het verhaal)
- Volgorde en tijd
- Verhaalopbouw

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verteltijd en vertelde tijd
Volgorde en tijd
Verhaalopbouw
middenin het  verhaal vallen.
showing
verteltempo
versnelling
vertraging
tijdverdichting
chronologisch
niet-chronologisch
flashback
vooruitwijzing
inleidend begin
gesloten einde
verhaallijn

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Personages

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Personages
Personages (hoofdpersonen en bijfiguren) kun je op drie manieren leren kennen:
  • Door wat ze zeggen en doen;
  • Door wat ze denken en voelen; (direct)
  • Door wat anderen over hen zeggen of denken. (indirect)
    Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen, bijfiguren niet.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen van personages
Personages hebben eigenschappen, net als echte mensen. Aan de hand van deze eigenschappen kun je het karakter van personages beschrijven.

Voorbeelden van eigenschappen:
Betrouwbaar, verlegen, meeloper, driftig, zenuwachtig, spontaan, lui, slim, brutaal, arrogant, kalm, heldhaftig, lief etc.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

GENRES 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van meer realistische genres:

  • Detective
  • Thriller
  • Ontwikkelingsverhaal (coming of age)
Minder realistische genres:


  • Sci-fi
  • Fantasy
  • Dystopisch verhaal

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-vertelperspectief
  • hij/zij-vertelperspectief
  • alwetend perspectief
  • meervoudig perspectief

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hij/zij of Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm;
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudig perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages;
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken;
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
                                                             (Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is onjuist?
Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
  • Spanning ontstaat wanneer het een schrijver lukt vragen bij de lezer op te roepen.
    - Dat komt omdat de schrijver iets verzwijgt.
  • Verhalen worden spannend omdat er een geheim of een raadsel is.
  • Datgene wat verzwegen wordt in een verhaal, noem je een open plek.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trucs om spanning te verhogen

- Gevaarlijke situatie of omgeving

- Vermoedens of verwachtingen

- Vertraging

- Uitstellen

- Onverwachte wending

- Informatievoorsprong


Spanningsboog = periode tussen het begin en het einde van de spanning.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Thema en motief

  • Thema is iets anders dan genre!
  • Thema: diepere bedoeling van een tekst
  • Motieven: verhaalelementen die steeds terugkeren
  • Leidmotief: een terugkerend woord of voorwerp

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Schnitzelparadijs

Slide 29 - Tekstslide

Introductie

Introduceer de les. In deze les gaan we het begin van Het Schnitzelparadijs (Martin Koolhoven, 2005) kijken. De film gaat over Nordip, een jongen die na het behalen van zijn diploma een bijbaantje vindt bij restaurant De Blauwe Gier. Hij komt hierbij in contact met allerlei personages en culturen.
Je gaat nu kijken naar de eerste tien minuten van Het Schnitzelparadijs en vervolgens verschillende fragmenten onderzoeken ►

Slide 30 - Tekstslide

Instructie voorafgaand aan het kijken

Laat de leerlingen onbevangen kijken naar (de fragmenten uit) de film.

Na ieder fragment gaan we steeds de keuzes van de filmmakers onderzoeken en hierop reflecteren.

Slide 31 - Video

Het Schnitzelparadijs (Martin Koolhoven, 2005)