Les 5 Verbrandingsproducten

Deze les
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les

Slide 1 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Om een stof te verbranden heb je een brandstof nodig.
Bekende voorbeelden van brandstoffen zijn de   fossiele brandstoffen;
  • steenkool (koolstof)
  • aardgas (voornamelijk methaan, CH4)
  • aardolie (mengsel met moleculen met veel C (en H) atomen) bijvoorbeeld benzine.
  • aardgas en aardolie noemen we koolwaterstoffen.

Slide 2 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten

Slide 3 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
  1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
  2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof).
Volledig en onvolledig heeft betrekking op de reactieproducten. Zowel bij de volledige als onvolledige verbranding van het element waterstof ontstaat de stof water.

Slide 4 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
  1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)

Slide 5 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof                 aanwezig (overmaat zuurstof)
Bij de volledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstofdioxide (CO2)
  • zwavel (S) ontstaat zwaveldioxide (SO2)

Slide 6 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:  
   2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof            aanwezig (ondermaat zuurstof)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

4.2 Verbrandingsproducten
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof               aanwezig (ondermaat zuurstof)
Bij de onvolledige verbranding van elementen ontstaat oa de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstof (roet) (veroorzaakt gele vlam) en/of koolstofmonoxide (CO = kolendamp)
  • en water

Slide 9 - Tekstslide

4.2 Verbrandingsproducten
Met welke reagentia (meervoud reagens) kun je deze reactieproducten aantonen?
  • Wat zijn de daarbij horende waarnemeningen?

Slide 10 - Tekstslide

opdracht 13
BESPREKEN

Slide 11 - Tekstslide

  1. Vul een bolbuis met een klein beetje 'diesel'.
  2. Verwarm de diesel met een kleurloze vlam.
  3. Vang de verbrandingsproducten op in een wasfles met joodwater.
  4. Als het joodwater niet van kleur verandert dan heb je geen zwaveldioxide aangetoond en dus geen zwavel (zwavelarm).
  5. Verandert het joodwater wel van kleur, dan heb je wel zwaveldioxide aangetoond en ook zwavel (zwavelhoudend)
4.2 Verbrandingsproducten
Vraag 13 
Stephanie tankt diesel. Ze kan kiezen uit zwavelhoudende en zwavelarme diesel. Maak een werkplan voor een proef waarmee Stephanie kan onderzoeken of ze zwavelarme diesel heeft getankt.

Slide 12 - Tekstslide

AFSLUITING

Slide 13 - Tekstslide