MTH periode 4 trombose&embolie/d-dimeer/ INR/zwachtelen

MTH periode 4 trombose&embolie/d-dimeer/ INR/zwachtelen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

MTH periode 4 trombose&embolie/d-dimeer/ INR/zwachtelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma 
Casus: DVT 
  • trombose & embolie 
  • D-DIMEER  
  • INR 
  • zwachtelen 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus
Met behulp van een casus uitleg geven over de onderwerpen. 
Mevrouw Jansen met DVT (diep veneuze trombose) 

Doel; 
Hoe alles samen komt en met elkaar verbonden staat:
trombose & embolie, D-dimeer, INR, ACT zwachtelen 

Slide 3 - Tekstslide

DVT afkorting uitleggen 
Wat is trombose?

Slide 4 - Open vraag

Dan is er sprake van een bloedstolsel in een bloedvat. Dat stolsel kan het bloedvat geheel of gedeeltelijk afsluiten, waardoor de bloedvoorziening in het betrokken lichaamsdeel in gevaar komt.
Trombose 
Trombose is een bloedstolsel in een bloedvat
Gevolg: geen bloed en dus geen zuurstof naar weefsels  afsterven
Oorzaken:
- Veranderingen in de bloedvatwand (atherosclerose!)
- Verminderde bloedcirculatie (bijv. bij bedlegerige patiënten of na een
   operatie)
- Verandering in samenstelling van het bloed

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten trombose 
Arteriële trombose:
Vaak hart, hersenen of perifere bloedvaten
Risicofactoren: hoog cholesterol, roken, overgewicht, hoge bloeddruk, diabetes

Veneuze trombose:
Onderste ledematen, het bekken
Complicatie: longembolie
Risicofactoren: bedlegerigheid, ouderdom, zwangerschap, spataderen, overgewicht, anticonceptiepil

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Embolie 
Een embolie is een negatief bijverschijnsel van trombose
Bloedstolsel laat los en komt via de bloedbaan bij een belangrijk orgaan waardoor dat orgaan niet meer goed kan functioneren
Long, nier, hersenen, hart

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

D-dimeer 
  • Verdenking op trombusvorming
  • Longembolie of diep veneuze trombose
  • Positief of negatief

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ohjaa die INR.. 
Hoe zat het ook al weer? 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoger de INR...
A
hoe korter het duurt voor 't bloed stolt
B
hoe langer het duurt voor 't bloed stolt

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lage INR kan zorgen voor...
A
bloeding
B
bloedstolsel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lager de INR...
A
Hoe sneller 't bloed stolt
B
Hoe langer het duurt voor 't bloed stolt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

INR 
  • Hoe hoger de INR > hoe langer het duurt voordat bloed stolt = bloeding
  • Hoe lager de INR > hoe sneller het bloed stolt = stolsel
  • Trombosedienst regelt de bloedstolling bij ingrepen, ziekten, andere medicijnen, complicaties
  • Van nature is INR-waarde = 1      Streefwaarde = 2-3.5 (afhankelijk van medicatie/aandoening

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed om te weten 
  • Arts bepaald welk medicijn 
  • Alert bij val 
  • Medicatie vergeten? Arts/trombose dienst 
  • Antistollingspas 
  • Ziek: braken, diarree 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De naam bloedverdunners klopt niet omdat het bloed namelijk niet verdund wordt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Het bloed wordt namelijk helemaal niet verdund, maar bloedverdunners remmen de eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de bloedstolling. De correcte term voor deze groep geneesmiddelen is dan ook antistollingsmiddelen. Bloedverdunners ruimen de stolsels ook niet op. Omdat bloedverdunners de aanmaak van nieuwe bloedstolsels remmen, krijgt een andere groep eiwitten in ons bloed – eiwitten voor stolselafbraak – de tijd om de trombose weer op te ruimen. Daarom duurt de behandeling van trombose enkele maanden en zijn de klachten van trombose ook niet meteen weg gaan na de start van de behandeling
Wat zie je bij diep veneuze trombose been?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je bij DVT been? 

Slide 18 - Tekstslide

Wat zie je: 
- rode huid 
- warm 
- pijnlijk ( ook tijdens het wandelen) 
- zwelling 
- Glimmende huid 
Niet-medicamenteuze behandeling
  • Bij acute situaties eerst medicatie
  • Arts overweegt in acute situatie compressie bij veel oedeem en pijn.
  • ACT zwachtelen; oedeem 
  • Steunkousen: oedeem stabiel, voorkomen 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ACT zwachtelen 
A = ambulante
C = compressie
T = therapie

Het is een arbeidsintensieve en complexe vaardigheid.
Wordt alleen uitgevoerd in opdracht van een arts. 


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Compressie staat voor..

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Indicaties 
  • Voorkomen oedeem (door bijv. veneuze insufficiëntie)
  • Voorkomen lymfe-oedeem (door bijv. onvoldoende werking lymfesysteem)
  • (voorkomen van) trombose
  • Behandeling van ulcus cruris
  • Spataderen




Slide 22 - Tekstslide


Als het trombosebeen net ontstaan is en het bloed niet goed weg kan uit het been, zal de druk in de bloedvaten toenemen. Hierdoor treedt vocht uit de bloedvaten. Het been zal opzwellen. Het is belangrijk om met behulp van elastische zwachtels zoveel mogelijk bloed en vocht uit het been weg te drukken.
Korte rek zwachtels

Niet/weinig rekbaar
Werkdruk
Bij mobiele zorgvragers
Dag en nacht te dragen
Twee zwachtels per been
Lange rek zwachtels

Rekbaar
Rustdruk
Bij minder mobiele zorgvragers
Alléén overdag!


Alle zwachtels zijn wasbaar op 30 graden 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies