3.1 fictie 3G

Maandag 17 januari
Open je B-boek op blz. 10
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 17 januari
Open je B-boek op blz. 10

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Herhaling begrippen fictie
Theorie personages + karakterontwikkeling
Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een genre?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Genres
Genres Een boek kun je indelen bij een genre. Genre = verhaalsoort. Een boek kan tot meerdere genres behoren.

Genre bepalen Het genre bepaal je door te kijken welke onderwerpen/thema's het belangrijkste zijn in een verhaal.

Op de volgende slides worden verschillende genres toegelicht.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genre
Een genre is een verhaalsoort

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke perspectieven in een verhaal kennen we?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertelperspectieven
  • ik-verteller:
Je ziet alles door de ogen van de ik. Dat levert een subjectief beeld op. Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller. Je leert de ik-persoon heel goed kennen.

  • personale verteller
Ook hier zie je alles door de ogen van één persoon. Nu wordt de hij-/zij-vorm gebruikt. Ook dit perspectief levert een subjectief beeld op.

  • alwetende verteller
De verteller maakt geen onderdeel uit van het verhaal. Je weet als lezer meer dan de personages. Meestal vertelt de alwetende verteller beschrijvend; hij is doorgaans objectief.

  • meervoudig perspectief  
Je ziet alles door de ogen van meerdere personages. Er kan gebruik worden gemaakt van een meervoudige ik-verteller of meervoudige personale verteller.

Slide 7 - Tekstslide

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Aan de slag!
Opdracht 1 maken we samen.
Opdracht 2+3 lezen we samen en de opdrachten maak je zelf.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdpersonen + bijpersonen
Hoofdpersonen bijpersonen = personages

Wat krijg je over hoofdpersonen te weten?
- wat hij/zij denkt en voelt
- wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn
- hoe hij/zij eruitziet
- waat, hoe en met wie hij/zij woont
Hierdoor kun je je beter inleven in de hoofdpersoon.

Over de bijpersonen krijg je minder informatie. Je krijgt meestal geen gedachten of gevoelens te lezen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht 4, 5, 6, 7, 8

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies