Proeftoets par. 4.5 + 4.7 + 4.8 en signaalwoorden

Vak: Nederlands
Grammatica en spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Grammatica en spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop en schrift dicht 
Tas op de grond.
Niet eten of drinken in de klas.
Presentie!
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Proeftoets 
Par. 4.5 + 4.7 + 4.8

Slide 3 - Tekstslide

Basis: Dicteewoorden

Slide 4 - Tekstslide

Kader: Dicteewoorden

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden (lw) in het Nederlands: de, het, een.
  
- Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: 
het huis, de tas, een hond.

- In het meervoud gebruik je altijd de: de huizen, de eieren.

Slide 6 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand (Dieren, mensen, dingen en plaatsen)

- Bij een zelfstandignaamwoord hoort een lidwoord
- Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten
- Ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden zoals
Jan, Utrecht, Noord-Amerika.

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoord (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn
Fietsen           Leren
Rennen          Eten
Koken             Voetballen

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels
Een woord is een voorzetsel als je het kunt plaatsen vòòr de kast of vòòr de vakantie:

Voorbeelden:  
- in de kast, op de kast, onder de kast, tegen de kast
- sinds de vakantie, tijdens de vakantie, vanwege de vakantie

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord.


Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden en tekst
Ontwerpen en spuiten
In deze graffitiworkshop maak je eerst een ontwerp van wat jij mooi vindt. Denk bijvoorbeeld aan graffitiletters, je eigen graffitinaam, een portret of een sjabloon. Dit ontwerp ga je daarna met potlood op een schildersdoek schetsen. Als je tevreden bent over je ontwerp, ga je dit
met een spuitbus op waterbasis inspuiten. Als je kunstwerk klaar is, mag
je dit tot slot meenemen naar huis, zodat je het op een mooi plekje neer
kunt zetten of op kunt hangen.

Slide 11 - Tekstslide

Soorten signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden en tekst
Ontwerpen en spuiten
In deze graffitiworkshop maak je eerst een ontwerp van wat jij mooi vindt. Denk bijvoorbeeld aan graffitiletters, je eigen graffitinaam, een portret of een sjabloon. Dit ontwerp ga je daarna met potlood op een schildersdoek schetsen. Als je tevreden bent over je ontwerp, ga je dit
met een spuitbus op waterbasis inspuiten. Als je kunstwerk klaar is, mag
je dit tot slot meenemen naar huis, zodat je het op een mooi plekje neer
kunt zetten of op kunt hangen.

Slide 14 - Tekstslide

Extra oefenen: Par. 4.8 met juf Eva

  • Zwakke werkwoorden correct opschrijven
  • Zelfstandignaamwoorden in meer correct opschrijven

Slide 15 - Tekstslide