Recept schrijven

Hoe schrijf ik een recept?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf ik een recept?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Weten hoe je een instructie schrijft
(uitleg in stappen hoe je iets moet uitvoeren)

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Stap 1: bekijk de les in lesson up, bedenk welk recept je wilt delen.
  • Stap 2: schrijf het recept op en werk het netjes uit




Slide 3 - Tekstslide

Instructie schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Voor deze opdracht ga je iets bedenken dat je zelf lekker vindt!

Bedenk iets makkelijks wat je uit je hoofd kan koken of bakken. 

Je maakt daarbij notities. Vanuit die notities schrijf je het recept.


Slide 5 - Tekstslide

Stappen
Stap 1: Zet alles wat je weet op papier.


Zet alles wat je al over de ingrediënten en bereiding weet op papier 
(Je kunt dit later gebruiken bij het uitwerken van de ingrediëntenlijst en het schrijven van de stappen.)




Slide 6 - Tekstslide

Stap 2 - Ingrediëntenlijst


Maak een ingrediëntenlijst.
Hierin zet je de ingrediënten mét belangrijke eigenschappen en hoeveelheden.
Je zet ze onder elkaar neer in de volgorde waarop je ze in het recept gebruikt.
Als ingrediënten tegelijk worden toegevoegd, zet je ze op basis van hoeveelheid op volgorde (van veel naar weinig).



Slide 7 - Tekstslide

Stap 3 - Kookgerei
Maak een lijst met benodigd kookgerei.
Je zet ze onder elkaar neer in de volgorde waarop je ze in het recept gebruikt.


Slide 8 - Tekstslide

Stap 4,5,6
Stap 8: Schrijf een inleiding.
Je vertelt hierin hoe je het gerecht of baksel leerde kennen en hoe oud je toen was.
Je geeft daarnaast aan wat je er precies zo lekker aan vindt.

 Stap 9: Geef het recept een titel. 


Stap 10: Geef aan hoe veel tijd de bereiding kost én voor hoeveel personen het recept is.
Zet onder de titel hoe lang de bereiding van het gerecht duurt (evt. opgesplitst in bereidings- en oventijd) 


Slide 9 - Tekstslide

LET OP!
Gebruik hoofdletters en leestekens.
Geef genoeg, maar niet te veel informatie. Gebruik bijvoorbeeld alleen bijvoeglijk naamwoorden als deze duidelijkheid geven.

Denk ook hieraan: 
Geef bij bereiding in de oven aan op welke stand én temperatuur de oven moet staan.
Geef bij bereiding op een fornuis aan of je de pit op z’n zachtst/laag vuur, een kwart van het totale vermogen, half vermogen/halfhoog vuur, driekwart vermogen óf op z’n hardst/hoog vuur aanzet. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aan de slag
De opdracht is het schrijven van een recept. Dit mag iets zijn om te bakken of om te koken.

De vorige stappen kun je gebruiken om jouw recept te schrijven. Denk goed om jouw lay-out!

Slide 12 - Tekstslide