Tijdvak 8 Politiek-maatschappelijke stromingen en democratisering

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
terugkoppelen voorgaande les 
start uitleg politiek maatschappelijke stromingen (8.2) 
Aan de slag
Afronden 

Slide 2 - Tekstslide

Waardoor begon de industriële revolutie in Engeland?

Slide 3 - Open vraag

Wat weet je aan het einde van deze les? 
hoe liberalisme, conservatisme en nationalisme ontstonden
hoe nieuwe natiestaten en een agressief nationalisme ontstonden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat gebeurde er met de Republiek na 1814?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een natiestaat?

Slide 10 - Open vraag

tijdvak 8


politieke stromingen, democratisering en opkomst emancipatiebewegingen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat was het gevolg van de Belgische opstand in 1830?

Slide 13 - Open vraag

Wat is agressief nationalisme?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

In 1871 werd het machtsevenwicht in Europa ernstig verstoord. Hoe kwam dat?
A
Italië verenigde zich als koninkrijk met een liberale grondwet.
B
Napoleon vestigt een groot Frans keizerrijk.
C
Rusland wilde meer machtsinvloed in Oost-Europa.
D
Frankrijk in de pan gehakt door Pruisen. Gevolg: Duitse eenwording

Slide 17 - Quizvraag

Vanaf 1890, ontwikkelen zich twee vormen van socialisme:
  • Communisme (geweld)
  • Sociaal-democratie of socialisme (geweldloos)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Karl Marx - korte biografie
  • Duitser (1818-1883)
  • Filosoof, socioloog, econoom
  • Grondlegger arbeidersbeweging (= opkomen voor belangen van arbeiders/armen)
  • Zag veel armoede en onjuiste verhoudingen in de samenleving (rijkdom en macht)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het doel van communisme? 
  • Einde aan de klassenmaatschappij (indeling van de maatschappij naar economische positie)

  • Mensen hebben evenveel bezit.

  • Tegen kapitalisme (ergens geld in stoppen met als doel meer geld te verdienen: winst maken). 


Slide 21 - Tekstslide

Wat heeft Marx bereikt tijdens zijn leven?
  • Toen Marx in 1883 stierf was er nog nergens een revolutie van arbeiders geweest en bestond het communisme alleen op papier

  • "Arbeiders aller landen verenigt U"

Slide 22 - Tekstslide

Sociaal-democraten/Socialisten
  • Aanvaarden parlementaire democratie
  •  Algemeen kiesrecht 
  • Bereid samen te werken met andere partijen. 
  • Niet tegen particulier eigendom van bedrijven
  • Willen dat iedereen gelijke kansen krijgt. 
  • Vakbonden 

Slide 23 - Tekstslide

Wat heeft de opkomst van socialisme te maken met de sociale kwestie?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een verzorgingsstaat en een nachtwakersstaat?

Slide 27 - Open vraag

OPDRACHT PAR. 8.2.
Lees par. 8.2. nogmaals goed door en: 
A. Maak in je schrift  een schema waarin je voor iedere politieke stroming (liberalisme - socialisme - conservatisme) noteert: 
1. Wat zijn de doelen?
2. Op welke manier? 
3. Hoe succesvol is de stroming 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Gebruik je schema 

Slide 31 - Tekstslide

Liberalisme

Slide 32 - Woordweb

nationalisme

Slide 33 - Woordweb

conservatisme

Slide 34 - Woordweb

socialisme

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide