quarantaine week 2 les 2: Lezen H4

Welkom V2G
woensdag 13 januari 2021

Zorg dat je je mobiel bij de hand hebt


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom V2G
woensdag 13 januari 2021

Zorg dat je je mobiel bij de hand hebt


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
- Je leert onderscheid te maken tussen standpunt en argument
- je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom en presentie (5 min)
- Terugblik: samengestelde zinnen en Zes seconden (10 min)
- Uitleg: H4 Lezen: feit, mening en standpunt (10 min)
- Zelfstandig werken / mogelijkheid om vragen te stellen

Slide 3 - Tekstslide

Welke combinatie kan niet?
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 4 - Quizvraag

In een hoofdzin staan pv en ow naast elkaar; er kan verder niks tussen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Toen ik een kleuter was, ben ik een keer van huis weggelopen.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Bijzin + hoofdzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 6 - Quizvraag

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 7 - Quizvraag

In een hoofdzin passen andere zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist
C
misschien
D
soms

Slide 8 - Quizvraag

De leerling stelde een vraag toen de docent klaar was met uitleggen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 9 - Quizvraag

Zes seconden H1
 1. Welke personages komen voor in dit hoofdstuk?
2. Tijd en ruimte: waar en wanneer speelt het verhaal zich af?
3. Wat gebeurt er?


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

H4 Lezen: feiten, meningen en argumenten
Feit: waar of niet waar (onwaar feit = ook een feit)

Mening of standpunt: wat iemand vind
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, mijns inziens, naar mijn mening

Argument: daarmee leg je uit, waarom je een bepaalde mening hebt
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een standpunt?
A
Een mening over iets.
B
Een onderbouwing.
C
Een argument.
D
Het ergens niet mee eens zijn.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Bewijs voor een standpunt
B
Feiten
C
Redenen voor een mening
D
Dooddoener

Slide 14 - Quizvraag

[Ik ben van mening dat blind eten een sterk concept is], want zo ervaren mensen op een ongewone manier hoe het is om een visueel handicap te hebben.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 15 - Quizvraag

9) Wat is het argument bij de mening: 'Daarom vind ik dat ons onderwijs niet goed is ingericht voor de ontwikkeling van ieder talent.' (al. 3)? Alinea 3 volgt hierna.
A
We houden er te weinig rekening mee dat de samenleving ieder talent keihard nodig heeft
B
Bedrijven staan te springen om jonge werknemers die een vak hebben geleerd.
C
In de zorg is er nog steeds een grote vraag naar handen aan het bed, in plaats van naar 'hoofden'.
D
Er wordt geen argument bij dat standpunt gegeven.

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk 
Maak opdracht 1, 2 en 3 van H4 Lezen
Lezen H4 Zes seconden

Slide 17 - Tekstslide