BTW mechanisme

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waarvoor staan de letters BTW?

Slide 2 - Open vraag

Pak & Zak verkoopt voor 100€ aan rugzakken, onderworpen aan 21% btw. Pak & Zak ontvangt van de klant:

A
100€
B
121€
C
21€
D
221€

Slide 3 - Quizvraag

Pak & Zak ontvangt 21,00 EUR btw van de klant. Deze btw kan of moet hij:
A
doorstorten aan de staat
B
bij zijn opbrengsten optellen
C
bij zijn kosten optellen
D
terugvorderen van de staat

Slide 4 - Quizvraag

Pak & Zak heeft zijn rugzakken eerst aangekocht bij leveranciers. Bij zijn leverancier koopt hij voor 50€ rugzakken, onderworpen aan 21% btw. Hoeveel betaalt Pak & Zak aan zijn leverancier:
A
70,5€
B
50€
C
10,5€
D
60,5€

Slide 5 - Quizvraag

De betaalde btw bij aankopen = ...
A
btw-saldo
B
Verschuldigde btw
C
Aftrekbare btw
D
Te betalen btw

Slide 6 - Quizvraag

Een synoniem voor aftrekbare btw is ...
A
terug te vorderen btw
B
verschuldigde btw
C
btw-saldo
D
te betalen btw

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer ben je als ondernemer btw verschuldigd aan de staat?
A
Aftrekbare btw > verschuldigde btw
B
Verschuldigde btw > aftrekbare btw
C
Verschuldigde btw < aftrekbare btw
D
Aftrekbare btw < verschuldigde btw

Slide 8 - Quizvraag

Wat kan/moet een ondernemer doen wanneer de aftrekbare btw > verschuldigde btw?
A
Het verschil terug vorderen van de staat
B
Het verschil doorstorten aan de staat

Slide 9 - Quizvraag

Klop de stelling: btw is neutraal voor een ondernemer?
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quizvraag

Wie betaalt uiteindelijk de btw?

Slide 11 - Open vraag

Welke rekening wordt in het MAR gebruikt voor aftrekbare btw? Wat voor soort rekening is dit en wat zijn de boekingsregels?

Slide 12 - Open vraag

Welke rekening wordt in het MAR gebruikt voor verschuldigde btw? Wat voor soort rekening is dit en wat zijn de boekingsregels?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Wat is een periodieke btw-aangifte?
A
De btw-aangifte is eenmalig in te dienen
B
De btw-aangifte moet per periode (maand of kwartaal) ingediend worden

Slide 16 - Quizvraag

Welke maanden telt het 2de kwartaal?
A
april - mei - juni - juli
B
maart - april - mei - juni
C
okt - nov - dec
D
april - mei - juni

Slide 17 - Quizvraag

Tegen wanneer moet men de btw-aangifte voor het 2e kwartaal indienen?
A
vóór 20 februari
B
vóór 20 juli
C
vóór 20 juni
D
vóór 20 april

Slide 18 - Quizvraag

Welke maanden telt het 4e kwartaal?
A
okt- nov - dec
B
okt - nov - dec - jan N+1
C
nov - dec
D
december

Slide 19 - Quizvraag

Tegen wanneer moet men de btw-aangifte voor het 4de kwartaal indienen?
A
vóór 20 december
B
vóór 20 oktober
C
vóór 20 januari
D
vóór 20 januari N+1

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeeld: We zijn de maand mei. Stevens nv, met een maandelijkse omzet van 2 678 290,00€ maakt de btw-aangifte op ter verzending.
Welk soort aangifte dient Stevens te doen?

Slide 21 - Open vraag

Voorbeeld: We zijn de maand mei. Stevens nv, met een maandelijkse omzet van 2 678 290,00€ maakt de btw-aangifte op ter verzending.
Wanneer moet Stevens ten laatste zijn btw-aangifte indienen?

Slide 22 - Open vraag

Periode 
Indienen voor 
Omzet 
Januari
Voor 20 februari
Januari, februari, maart 
Voor 20 april
omzet < 2 500 000,00 EUR
omzet > 2 500 000,00 EUR

Slide 23 - Sleepvraag

Maand
Kwartaal
Periode
Indienen voor
Omzet
Januari
Jan., feb., mrt.
Voor 20 februari
Voor 20 april
Omzet >= € 2 500 000,00
Omzet < € 2 500 000,00

Slide 24 - Sleepvraag

Maand
Kwartaal
Periode
Indienen voor
Omzet
Januari
Jan., feb., mrt.
Voor 20 februari
Voor 20 april
Omzet >= € 2 500 000,00
Omzet < € 2 500 000,00

Slide 25 - Sleepvraag