Wie is de baas?_3.2_2M

Agenda les
  • kort herhalen begrippen par 3.1
  • testen leerdoelen par 3.1
  • leerdoelen par 3.1
  • Leerdoelen paragraaf 3.2
  • uitleg par 3.2
  • Zelf aan de slag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda les
  • kort herhalen begrippen par 3.1
  • testen leerdoelen par 3.1
  • leerdoelen par 3.1
  • Leerdoelen paragraaf 3.2
  • uitleg par 3.2
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.1
  • Je weet wat de arbeidsmarkt is en hoe je op een vacature kunt solliciteren
  • Je weet waarom scholing nodig is.
  • Je weet wat het nut is van arbeidsverdeling
  • Je kent het verschil tussen een deeltijd- en voltijdbaan
  • Je kunt gegevens aflezen uit een circel- en staafdiagram

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen 3.1
Vacature: Een baan waarvoor iemand wordt gezocht.
Solliciteren: Je laat een bedrijf weten dat je een bepaalde baan graag wil hebben.
Voltijd: 36-40 uur per week
Deeltijd: minder dan 36 uur

Slide 3 - Tekstslide

Ongeschoold werk: werk waarvoor je geen beroepsopleiding nodig hebt.
Geschoold werk: heb je wel beroepsopleiding voor nodig

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
  • Het werk is verdeeld in verschillende banen.
  • Ieder doet waar hij goed in is (=specialisatie)
  • Werk beter en sneller gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.2
  • Je weet wat het verschil is tussen een werkgever en een werknemer
  • Je kunt het verschil tussen een vaste en tijdelijke baan uitleggen
  • Je weet wat een arbeidsovereenkomst en wat een proeftijd is.

Slide 6 - Tekstslide

Je ziet een vacature. Noem 3 dingen die je in je sollicitatiebrief zet

Slide 7 - Woordweb

Noem een voorbeeld van geschoold werk

Slide 8 - Woordweb

Met welk begrip geef je aan dat het werk verdeeld is in verschillende banen?

Slide 9 - Open vraag

Bas werkt in een ziekenhuis en werkt daar 3 dagen per week. Bas heeft een full-time baan.
A
bewering is juist
B
bewering is onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Werknemer: iemand die in dienst van een baas betaald werk doet
Werkgever: Iemand die één of meer mensen in loondienst heeft
Par 3.2 begrippen

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst: een afspraak dat een werknemer in loondienst komt bij een werkgever

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen 3.2
Proeftijd: een periode waarin de werknemer en werkgever kunnen opzeggen als het niet bevalt.

Vaste baan: een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Tijdelijke baan: werk voor een bepaalde tijd, tot een afgesproken einddatum.

Slide 13 - Tekstslide

Wil jij later voor een baas werken of graag je eigen bedrijf? En waarom?

Slide 14 - Woordweb

Dat lijkt leuk een eigen bedrijf. Maar geen opdrachten betekent geen inkomen. Leg dit uit.

Slide 15 - Open vraag

Vraag 18
Hans heeft een klussenbedrijf met 2 mensen in dienst
Peter is leraar economie op de middelbare school
Lynn is hoofd van groeteafdeling in de supermarkt
Werkgever
Werknemer

Slide 16 - Sleepvraag

Vraag 22:
Waarom begin je een nieuwe baan vaak met een proeftijd
A
Dan kan de werkgever kijken of je het werk goed uitvoert
B
Dan kun je kijken of de baan wel iets voor jou is
C
A en B samen zijn het juiste antwoord

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 23
Je werkt als het bedrijf je nodig heeft
Een baan voor en afgesproken tijd
Een baan voor onbepaalde tijd
Vaste baan
Tijdelijke baan
Flexibele baan

Slide 18 - Sleepvraag

Uitwerking vraag 23

Slide 19 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 3.2 
  • Maak opgave 19, 20, 21, 24, 25, 26 in je schrift 
  • Andere opgaven zijn nu al gemaakt in deze lessonup les.
  • Stel vragen in teams als je de opgaven niet begrijpt.

Slide 20 - Tekstslide