Herhaling H3

Goederen
Herhalingsles H3 
soorten voorraad/gemiddelde voorraad/ waarde van de voorraad/ inkoopwaarde van de omzet

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
goederenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goederen
Herhalingsles H3 
soorten voorraad/gemiddelde voorraad/ waarde van de voorraad/ inkoopwaarde van de omzet

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is pijplijn voorraad?

Slide 3 - Open vraag

Pijplijnvoorraad
De pijplijnvoorraad is voorraad die al wel besteld is, maar waarvan de goederen nog niet zijn geleverd.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is actievoorraad?
A
Reguliere voorraad
B
Is hetzelfde als pijplijnvoorraad
C
Voorraad voor acties
D
Na de acties de voorraad die overblijft

Slide 5 - Quizvraag

Wat is seizoensvoorraad?

Slide 6 - Open vraag

In de zomermaanden worden er nauwelijks schaatsen verkocht. Daarom wordt er dan nauwelijks voorraad aangehouden. In de wintermaanden piekt de ver-koop, zeker bij aanhoudende vorst. Dan zorgt de winkelier dat hij alle soorten en maten in voorraad heeft. Dit noem je de seizoenvoorraa

Slide 7 - Tekstslide

Wat verstaan we onder het begrip "minimumvoorraad"?
A
Het minimumaantal per productsoort wat je op voorraad wil hebben
B
Het minimumaantal voorraad wat je totaal op voorraad wil hebben
C
Het maximumaantal per productsoorten wat je op voorraad wil hebben
D
Het maximumaantal voorraad wat je totaal op voorraad wil hebben

Slide 8 - Quizvraag

Wat moet je doen als je je minimumvoorraad hebt bereikt?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een maximumvoorraad?

Slide 10 - Open vraag

Maximumvoorraad
Een maximumvoorraad is het aantal producten per productsoort dat je maximaal kunt opslaan in het magazijn en in de winkelruimte, zonder dat de kosten of het risico te groot worden. Het is de grootst mogelijke voorraad die de winkel zich kan permitteren, zodat er zo min mogelijk ‘nee’ wordt verkocht. Vaak is dit maximum gebonden aan de maximale schapruimte. De maximumvoorraad is de bovengrens van het aantal producten dat je in voorraad wilt hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de technische voorraad?

Slide 12 - Open vraag

Technische voorraad
De technische voorraad is de werkelijke of fysieke (tastbare) voorraad die in de winkel en het magazijn aanwezig is.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de economische voorraad?
A
Technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen
B
Technische voorraad + voorverkopen - voorinkopen
C
Technische voorraad - economische voorraad + voorverkopen
D
De voorraad die je daadwerkelijk hebt liggen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Een winkelier heeft 30 voetballen in zijn magazijn liggen, er zijn er 23 besteld en aan de plaatselijke voetbalvereniging zijn er al 45 besteld en deze worden geleverd zodra ze binnen zijn. Wat is de economische voorraad?

Slide 16 - Open vraag

Er zijn 3 manieren om te inventariseren. Welke hoort er NIET bij?
A
Cyclisch
B
Integraal
C
Steekproefsgewijs
D
Kwalitatief

Slide 17 - Quizvraag

Wat is cyclisch inventariseren?

Slide 18 - Open vraag

Ook kan je kiezen voor cyclisch tellen of een cyclische inventarisatie. De winkel wordt in dat geval verdeeld in verschillende secties of afdelingen. In een bouwmarkt kun je bijvoorbeeld per keer een verschillende productgroep inventariseren of een gangpad. Je deelt de winkel in delen in en voert elke dag of elke week een deel van de inventarisatiewerkzaamheden uit. Na een bepaalde periode, een week of een maand, heb je dan de hele voorraad geïnventariseerd. Dit noem je ook wel continue inventarisating.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is integraal inventariseren?
A
Dan tel je alle artikelen
B
Dan tel je per gangpad/afdeling
C
Dan tel je niet alles maar maak je een schatting
D
Dan kijk je naar je verkopen om zo te zien wat je voorraad is.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is steekproefsgewijs inventariseren?

Slide 21 - Open vraag

Je kan ook besluiten een steekproefsgewijze inventarisatie te doen. Bij een steekproefcontrole tel je niet alle producten, maar een deel ervan. Je gaat ervan uit dat die steekproef representatief is voor het geheel. Zo tel je bijvoorbeeld alleen de artikelen die in de actie zijn omdat daarvan het meeste wordt ver-kocht. Of je controleert het vijftigste artikelnummer uit het hele assortiment. Daarmee kies je een willekeurig artikel waarvan je de voorraad controleert.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is derving?
A
Verschil tussen daadwerkelijke voorraad en economische voorraad
B
Verschil tussen wat er geleverd word en wat je hebt besteld
C
Verschil tussen economische voorraad en de technische voorraad
D
Verschil tussen de administratieve voorraad en de werkelijke voorraad.

Slide 23 - Quizvraag

Volgens de administratie is de voorraadwaarde €410.000 en de daadwerkelijke voorraadwaarde blijkt €392.000 te zijn. Hoeveel is de derving?

Slide 24 - Open vraag

Volgens de administratie is de voorraadwaarde €410.000 en de daadwerkelijke voorraadwaarde blijkt €392.000 te zijn. Hoeveel is het dervingspercentage?

Slide 25 - Open vraag

18.000 : 410.000 = 4,4%

Slide 26 - Tekstslide

Jan is fietsenmaker en heeft in januari 23 fietsen op voorraad. In december heeft hij 45 fietsen op voorraad. De fietsen kosten €450 om in te kopen. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in aantallen?

Slide 27 - Open vraag

Gemiddelde voorraad aantallen
23 + 45 = 68
68 / 2 = 34

Slide 28 - Tekstslide

Jan is fietsenmaker en heeft in januari 23 fietsen op voorraad. In december heeft hij 45 fietsen op voorraad. De fietsen kosten €450 om in te kopen. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in €?
A
15.000
B
15.300
C
10.350
D
20.250

Slide 29 - Quizvraag

34 fietsen gemiddeld a €450 = €15.300

Slide 30 - Tekstslide

Op 1 januari heeft Sam de schoenenman 300 paar sneakers op voorraad, op 1 juli 210 en op 31 december 120. De inkoopwaarde is gemiddeld €15 per paar sneakers. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in aantallen?
A
300
B
315
C
210
D
120

Slide 31 - Quizvraag

Op 1 januari heeft Sam de schoenenman 300 paar sneakers op voorraad, op 1 juli 210 en op 31 december 120. De inkoopwaarde is gemiddeld €15 per paar sneakers. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in €? 

300 + 210+120 = 630
630 : 2 (0,5+1+0,5) = 315

Slide 32 - Tekstslide

Op 1 januari heeft Sam de schoenenman 300 paar sneakers op voorraad, op 1 juli 210 en op 31 december 120. De inkoopwaarde is gemiddeld €15 per paar sneakers. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in €?
A
€3.150
B
€4.500
C
€1.800
D
€4.725

Slide 33 - Quizvraag

Op 1 januari heeft Sam de schoenenman 300 paar sneakers op voorraad, op 1 juli 210 en op 31 december 120. De inkoopwaarde is gemiddeld €15 per paar sneakers. Hoeveel is de gemiddelde voorraad in €? 
Gemiddelde voorraad in aantallen: 300+210+120 : 2 = 315
Gemiddelde voorraad in euro's : 315 x €15 = €4.725

Slide 34 - Tekstslide

Een winkelier heeft op 1 januari een voorraad ter waarde van € 415.360. Op 31 december heeft de voorraad een waarde van € 257.612. Gedurende het jaar is er voor € 1.135.245 ingekocht. Bereken de inkoopwaarde van de omzet.
A
€1.292.993
B
€415.360
C
€1.135.245
D
€1.295.955

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Een winkel heeft vorig jaar een omzet van € 845.251 gemaakt. De bruto-winstmarge van de omzet was 15%. Bereken de inkoopwaarde.
A
€125.787,95
B
€125.787,65
C
€125.000,05
D
€123.787,95

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

A
A
€9.500
B
€10.500
C
€8.500
D
€11.500

Slide 40 - Quizvraag

FIFO
First in first out.
1 januari 80 ingekocht a €240
18 januari 20 ingekocht a €235
60 verkocht van de oude voorraad.
Voorraad waarde is: 235 x 20 = €4700
240 x 20 = €4800
Totaal = €9.500
+ 240 x 20 = 4800
Totaal = €9.500

Slide 41 - Tekstslide

B
A
€10.500
B
€9.500
C
€9.600
D
€10.600

Slide 42 - Quizvraag

LIFO
60 verkocht (Last in first out)
18 januari --> 20 ingekocht a €235 euro.
+ 40 van de oude levering verkocht. Er zijn er nog 40 (80-40) over ter waarde van €240
40 x 240 = €9.600

Slide 43 - Tekstslide

C
A
€10.500
B
€9.000
C
€9.500
D
€10.000

Slide 44 - Quizvraag

VVP
Alle voorraad is €250 per stuk waard.
De totale beginvoorraad is 100 stuks en eindvoorraad is 40 stuks.
40 x €250 = €10.000

Slide 45 - Tekstslide

TADA! Dat was het.

Slide 46 - Tekstslide