Thema 5 - klas 1 - Blok 1 - 2 lessen - stad en dorp

De Stad en een dorp. 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Stad en een dorp. 

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding - blok 1
De stad
Je bent er vast weleens geweest, in de stad. Je gaat er heen om te winkelen of naar de McDonalds te gaan of misschien woon je er wel. 
Dit thema gaat over de stad. 
In deze les ga je leren over stedelijke gebieden landelijke gebieden, verstedelijking en grondgebruik in Nederland. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze 2 les weten jullie: 
Les 1?: 
- Wat het verschil is tussen een dorp en een stad. 
- Welke voorzieningen je vind in een dorp en in een stad. 
Les 2:
-  Hoe landelijke- en stedelijke gebieden er uit zien. 
- Wat verstedelijking is. 
 

Slide 3 - Tekstslide

- Wat het verschil is tussen een dorp en een stad?

Slide 4 - Tekstslide

Stad vs. Dorp
Bekijk het filmpje hiernaast en beantwoord daarna de vragen op de volgende dia. 
Bekijk het filmpje hiernaast en beantwoord daarna de vragen op de volgend de dia. 
Blok 1: Wonen in de stad
Stad en dorp

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Zou jij liever in een dorp of in een stad willen wonen en waarom?

Slide 7 - Open vraag

theorie
wat maakt een stad? wat maakt een dorp

Slide 8 - Tekstslide

De stad 
  • Meer dan 10.000 inwoners
  • Er zijn veel voorzieningen (dingen die je kan doen, zoals bioscoop, winkels, restaurants, enz.)
  • Er is veel werk
  • Gebouwen staan dicht op elkaar

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noem de 4 kenmerken van een dorp

Slide 11 - Open vraag

Voordelen van een dorp

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

- Wat is het verschil tussen een dagelijkse en niet dagelijkse voorziening?


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

dagelijks/niet dagelijks
  • Voorzieningen die je (bijna) dagelijks gebruikt zijn dagelijkse voorzieningen = de supermarkt, school, de bakker etc. 

  • Voorzieningen die je weinig of minder vaak gebruikt zijn niet-dagelijkse voorzieningen = de bioscoop, het zwembad, de kapper, schoenwinkels etc

Slide 17 - Tekstslide

heb je minder dan 10,000 inwoners dan heb je een
A
stad
B
dorp

Slide 18 - Quizvraag

Een groente boer vindt je eerder in een
A
stad
B
dorp

Slide 19 - Quizvraag

in een stadscentrum vindt je eerder
A
dagelijkse voorzieningen
B
niet dagelijkse voorzieningen

Slide 20 - Quizvraag

een bioscoop staat eerder in een
A
stad
B
dorp

Slide 21 - Quizvraag

Noem minimaal 3 voorzieningen die jij wekelijks gebruikt.

Slide 22 - Open vraag

huiswerk

Slide 23 - Tekstslide

einde


Einde

Slide 24 - Tekstslide

Thema 5: De Stad  les 2

Slide 25 - Tekstslide

Aan het einde van deze 2 les weten jullie: 
Les 1?: 
- Wat het verschil is tussen een dorp en een stad. 
- Welke voorzieningen je vind in een dorp en in een stad. 
Les 2:
-  Hoe landelijke- en stedelijke gebieden er uit zien. 
- Wat verstedelijking is. 
 

Slide 26 - Tekstslide

herhalen

Slide 27 - Tekstslide

geef 2 kenmerken van een dorp

Slide 28 - Open vraag

Leg uit wat een niet dagelijkse voorziening is en geef er 1 voorbeeld van

Slide 29 - Open vraag

heb je minder dan 10,000 inwoners dan heb je een
A
stad
B
dorp

Slide 30 - Quizvraag

in een stadscentrum vindt je eerder
A
dagelijkse voorzieningen
B
niet dagelijkse voorzieningen

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk checken

Slide 32 - Tekstslide

Hoe ziet een  landelijke- en stedelijke gebieden er uit?

Slide 33 - Tekstslide

Wat denk je dat een stedelijk gebied is?

Slide 34 - Woordweb

Slide 35 - Video

Verstedelijking
= als veel meer mensen van het platteland naar de stad verhuizen.

Slide 36 - Tekstslide

Verstedelijking in Nederland...

Slide 37 - Tekstslide

Figuur 2
Figuur 3

Slide 38 - Tekstslide

Op de vorige dia zag figuur 2 en 3. Vul de volgende vraag in. Figuur 2 pas het beste bij het begrip...
A
landelijk gebied
B
randstad
C
stedelijk gebied
D
woonwijk

Slide 39 - Quizvraag

Figuur 3 past het beste bij het begrip...
A
landelijk gebied
B
randstad
C
stedelijk gebied
D
woonwijk

Slide 40 - Quizvraag

Stedelijke gebieden
Landelijke gebieden
weinig inwoners
veel inwoners
Kleinere huizen
Natuur
rust
veel voorzieningen
iedereen kent elkaar
Veel werk
bioscopen
weinig werk

Slide 41 - Sleepvraag

Slide 42 - Video

huiswerk

Slide 43 - Tekstslide

einde


Einde

Slide 44 - Tekstslide