Uitleg aanwijzend vnw

Le prof est de retour:)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le prof est de retour:)

Slide 1 - Tekstslide

Cours de français - vwo2
période 3 
Gwénaël Hugon

Slide 2 - Tekstslide

Comment ça va? Tu vas bien?

Slide 3 - Open vraag

Hoe ging het in periode 2?
Wat vond je goed gaan en wat kon beter?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen vd week
- Een gesprek voeren in een kledingwinkel
- Je weet hoe je (e)au(x) en ou uit moet spreken
- Je kan een product beschrijven
- Je weet hoe je het aanwijzend voornaamwoord moet gebruiken



Slide 5 - Tekstslide

Werk van de week
- C Phrases-clés et parler - exercices 14 jusqu'à 16 (duo)
- D Grammaire et écrire - exercices 17 jusqu'à 20



Apprendre: Vocabulaire B (chapitre 3)

3x per week Slim Stampen!

Slide 6 - Tekstslide

Duo's doorgeven

Slide 7 - Open vraag

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Na deze les:
- weet je wat een aanwijzend voornaamwoord in het NL & FR is
- weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het FR 
- Weet je eindelijk wat de woordjes ce / cet / cette / ces betekenen :)

Slide 9 - Tekstslide

Laten we eerst beginnen met het ophalen van voorkennis.
Weet je nog wat een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands is?
Klik in de lessonup op dit icoontje voor het geluidsfragment

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 11 - Quizvraag

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 12 - Quizvraag

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend vnw
Klik op het geluidsicoontje

Slide 13 - Tekstslide

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan aanwijzend vnw [ aantekening!]
deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  
Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.

Slide 15 - Tekstslide

Aanwijzend vnw [aantekening] deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD 

Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon travaille bien!

Slide 16 - Tekstslide

En nu even oefenen:

Slide 17 - Tekstslide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 18 - Sleepvraag

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 19 - Quizvraag

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 20 - Quizvraag

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 21 - Quizvraag

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 22 - Quizvraag

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 23 - Quizvraag

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 24 - Quizvraag

garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 25 - Quizvraag

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 26 - Quizvraag

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 27 - Quizvraag

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 28 - Quizvraag

______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 29 - Quizvraag

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 30 - Quizvraag

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 31 - Quizvraag

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 32 - Quizvraag

Maak: oefening 13+14
van hoofdstuk 6!

Mocht het niet online lukken, dan werkboek B: blz 58+59 

Slide 33 - Tekstslide