Werkwoordspelling

Werkwoordspelling t.t.
hela werkwoord, bijv. werken. Dan is de stam werk
  • ik - stam (ik werk)
  • jij, je, u - stam + t (jij werkt)
  • hij, zij, ze, het - stam + t (hij werkt)
  • wij, we - hele werkwoord (wij werken)
  • jullie - hele werkwoord (jullie werken
  • zij, ze - hele werkwoord (zij werken)

Kun je niet horen of er een t achter moet? Test dan met het woordje horen!
ik loop - jij loopt - hij loopt - wij lopen

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling t.t.
hela werkwoord, bijv. werken. Dan is de stam werk
  • ik - stam (ik werk)
  • jij, je, u - stam + t (jij werkt)
  • hij, zij, ze, het - stam + t (hij werkt)
  • wij, we - hele werkwoord (wij werken)
  • jullie - hele werkwoord (jullie werken
  • zij, ze - hele werkwoord (zij werken)

Kun je niet horen of er een t achter moet? Test dan met het woordje horen!
ik loop - jij loopt - hij loopt - wij lopen

Slide 1 - Tekstslide




Uitzonderingen
Bij gebiedende wijs - alleen de stam
Voorbeelden:
  • Haal eens een doekje!
  • Werk eens door!


Je, jij staat achter de stam - alleen de stam
Voorbeelden:
  • Leen jij wel eens geld?
  • Daar word je ziek van.



Samengestelde werkwoorden
Bij samengestelde woorden is het werkwoord opgebouwd uit twee delen. Je kunt het werkwoord verdelen in twee stukken. Soms staat een deel aan het eind van de zin.

Voorbeelden:
  • vasthouden - Hij houdt mijn hand vast.
  • uitglijden - De vrouw glijdt uit over een bananenschil.
Werkwoordspelling t.t.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(spelen)

Ajax ??? de sterren van de hemel.

Slide 3 - Open vraag

Werkwoordspelling v.t. pv

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling v.t.
Voltooid deelwoord:

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling v.t.

Slide 6 - Tekstslide

WW spelling tt

Slide 7 - Tekstslide

(schilderen)

Pieter ??? een stilleven van een fruitschaal

Slide 8 - Open vraag

(tikken)

Als je gasbeton bewerkt, moet je heel voorzichtig ???

Slide 9 - Open vraag

(boetseren)

??? jij ook zo graag?

Slide 10 - Open vraag

(fotograferen)

De fotograaf ziet een bijzondere vogel en ??? hem.

Slide 11 - Open vraag

(verkopen)

De tekenaar ??? zijn schetsen aan een klant

Slide 12 - Open vraag

(branden)

Tijdens het houtbewerken ??? Ans haar hand

Slide 13 - Open vraag

(hoesten)

Bart ??? erg door al het stof van de gipsblokken.

Slide 14 - Open vraag

(zeven)

De zeven studenten ??? zeven zeefdrukken.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
Men ??? plastic, papier en groente-, fruit- en tuinavfal.
recyclen

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
De damp ??? in grote druppels op het raam.
Condenseren

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
??? jij die brief aan tante Ank nog even?
adresseren

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
Voor de winnaars van de prijsvraag ??? we tien pakketten.
frankeren

Slide 19 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(houden)

De buurvrouw ??? een oogje in het zeil.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(kletsen)

Juffrouw Anja ??? uit haar nek.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(zorgen)

In het ziekenhuis ??? de cliniclowns voor een vrolijke noot.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(komen)

Piet valt uit de boom, maar ??? er zonder kleerscheuren vanaf.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(vinden)

Moeder komt laat thuis en ??? de hond in de pot.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(vallen)

Met die knalgele trui ??? je goed op.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de hele zin over. Kies uit de werkwoorden:

De agent
(vliegen)

De supporters ??? de scheidsrechter in de haren.

Slide 26 - Open vraag

Verleden tijd

Slide 27 - Tekstslide

In haar eentje .... (zwemmen vt) Lisa naar de overkant.

Slide 28 - Open vraag

De juffen..... (sussen vt) de ruzie op het plein.

Slide 29 - Open vraag

Mijn zus en ik .... (shoppen vt) de hele dag.

Slide 30 - Open vraag

Het vliegtuig.... (landen v.t.) op het dak.

Slide 31 - Open vraag

Lisa .... (repareren v.t.) haar fiets.

Slide 32 - Open vraag

Sven .... (besteden vt) al zijn geld..

Slide 33 - Open vraag

Maria .... (ruziën v.t.) nooit met haar zusje.

Slide 34 - Open vraag

Sofia en Lisa.... (tekenen vt) een hond.

Slide 35 - Open vraag